studio omstand

De tentoonstelling als kunstwerk,

Alle bijdragen in deze tentoonstelling, samengesteld door Curator Mattie van der Worm, vormen aanleidingen om het ene beeld met het andere beeld in verband te brengen. Mattie van der Worm is daarmee zowel samensteller, toeschouwer, kunstenaar als curator. Bezoek deze tentoonstelling zonder kennis, zonder context – vertraag, wen en blijf wachten tot alle meningen zijn gezakt en ontdek wat er dan voor in de plaats komt.

De praktijk van een kunstenaar bestaat en ontstaat vanuit spel! Naast de ernst van alledag, wordt er een eigen spel gecreëerd dat zich beweegt binnen de zelf opgelegde speelruimte. Hetzij stoffelijk of denkbeeldig, opzettelijk of logisch. Vanzelfsprekend, zich al scheppend afbakenend. Binnen die afbakening zoekend naar een ogenschijnlijke orde die in vergelijk met de wereld buiten de studio vaak een stuk overzichtelijker is. De praktijk van een kunstenaar refereert daarmee aan het feit dat alle ernst van alledag ooit als spel is begonnen en herinnert ons eraan om binnen ons bestaan met fantasie, met plezier en met speelse nieuwsgierigheid het speelvlak te observeren, te betreden en het spel te spelen.

Deelnemende kunstenaars:
AKMAR
Gijs Assmann
Dirk Braeckman
Katie Duck
Abul Hisham
Pieter Kusters
Dom Hans van der Laan
Han Schuil
Lawrence Weiner
Corine Zomer

AKMARAkmar Nijhof (NL, 1976) De werken van AKMAR zijn multidisciplinair en bestaan vaak uit series. Ze nemen verschillende vormen aan, van fysieke sculpturen tot computer gegenereerde videowerken, met een speciale interesse in site specific interventies. De keuze voor een materiaal wordt vaak bepaald door het concept. Zo kiest AKMAR voor verouderde software, overgebleven materialen of voorwerpen uit haar persoonlijke geschiedenis die ze hergebruikt in nieuwe werken.

AKMAR onderzoekt de ambiguïteit van de realiteit en verkent met haar werk de grenzen van de artistieke expressie. Wat ís eigenlijk realiteit, als het waarneembare niet eenduidig is en bijvoorbeeld door tijd of door bepaalde handelingen verandert? In haar werk omarmt AKMAR daarom het principe dat alles voortdurend verandert en transformeert en toont ze materialen met hun eigen inherente kenmerken, zoals die zich in het echt manifesteren. AKMAR daagt zichzelf hierbij uit door onbekende materialen te omarmen en te deconstrueren. In disfunctionaliteit herkent ze schoonheid, en ze waardeert voorwerpen die door leeftijd, mode of andere factoren hun gedefinieerde rol hebben verloren.

Esther Darley schreef over AKMAR´s werk: ‘Zoals dichters kunnen goochelen met de inhoud van woorden, zijn kunstenaars meesters in het transformeren van materiaal. Ze genereren zo onverwachte of tegenstrijdige betekenissen of raken aan gevoelens en ideeën die er diep van binnen al in lagen opgeslagen. Alsof ze die materialen enkel maar hoeven op te schudden totdat die verborgen lagen komen bovendrijven.’

AKMAR | Sanpaperd-blue |
AKMAR | Sanding works (yellow) | foto: Mattie van der Worm

 


Gijs Assmann
(NL, 1966)
Gijs Assmann maakt tekeningen, collages, sculpturen en ruimtelijke installaties waarin de kunstenaar zijn verbondenheid laat zien met de menselijke emoties en
the facts of life: indringend, ontwapenend, confronterend, persoonlijk en oprecht. Assmann maakt beelden voor de openbare ruimte, maar is ook actief als sieraadontwerper.
De vraag ‘Hoe kunnen we leven?’ staat centraal in zijn werk. De urgentie voor zijn beelden ligt in het tegenwicht dat hij wil bieden aan mensen in al hun onmacht en onhandigheid. Eén van de constanten in zijn werk is de serie ‘vanitas-beelden’, waaraan hij al sinds 1992 werkt en die een tussenstap vormen tussen zijn tekeningen en zijn grote beelden. Elk werk uit deze serie wordt opgedragen aan een vriend of kennis, is op te vatten als persoonlijk portret en bedoeld om de herinnering aan die persoon te fixeren of is in ieder geval een poging om die persoon kenbaar te maken. De vanitas-beelden worden gemaakt met de middelen van een stilleven en met de gedachte dat alles vergankelijk is. Overigens refereren ze slechts losjes aan klassieke beeldelementen van stillevens. Assmann probeert juist met een speelsheid en een vrije materiaalkeuze vrolijkheid en melancholie te laten samenvloeien in een beeld. Soms geniepig slinks, maar tegelijkertijd ambachtelijk virtuoos.

Gijs Assmann | Ik (wandlkleed) | 2018 | Foreshadowing (beeld) | 2023

Dirk Braeckman (BE, 1958)
Dirk Braeckman is een Belgisch beeldend kunstenaar die vanaf het midden van de jaren 1980 een indrukwekkend oeuvre heeft opgebouwd, werkend met het medium fotografie en, meer recentelijk, video. Hij geldt als een van de meest vooraanstaande hedendaagse Belgische kunstenaars.

Braeckman is fotograaf, maar in de eerste plaats toch vooral een ‘beeldenmaker’, die de fotografie en het afdrukken ervan als artistiek middel gebruikt. Braeckman fotografeert geen gebeurtenissen of karakters, maar plaatsen. Zijn eerste referentie is niet de artistieke of journalistieke documentaire fotografie, maar de westerse beeldtraditie zoals die voornamelijk binnen de schilderkunst is ontwikkeld en door de eerste generaties fotografen werd overgenomen. Opvallend is dat Braeckman daarbinnen zijn specifieke stijl precies uitkiest. Zijn beelden zijn schaduwen van schaduwen. Geen situaties, geen drama en geen anekdotiek, nauwelijks portretten, geen landschappen, maar wel variaties op en combinaties van het interieur. De ramen van zijn kamers zijn afgeschermd met gaas, de gordijnen dichtgetrokken of het raam kijkt uit op een blinde muur. Wanneer er een zeldzame keer toch licht binnenvalt of er sprake is van een uitzicht, voegt dat licht zich in de algehele grijzigheid van de kamer. De werken van Braeckman tonen bijna niets van het verlangen dat overal woekert, en een beetje licht dat niettemin verblindt en daarmee zowel verduistert als verlicht. (*)

(*) Bron: Sans Issue. Over de voorstelling vd ruimte bij Dirk Braeckman – De Witte Raaf #158, juli-aug. 2012

Dirk Braeckman | F.M.- B.A. 20 | 2021

Dirk Braeckman |  T.P. – B.X. 02 | 2002

Katie Duck (USA 1951)
Katie Duck is danseres, choreografe en lerares. Ze verliet de Verenigde Staten in 1976 om in Amsterdam te gaan wonen en toerde door heel Europa als performer in soloproducties en in producties met onder andere Carlos Traffic en Jango Edwards. Ze veranderde haar naam in Katie Duck toen ze in 1976 met haar eerste solo “duck play” door Europa toerde. Sindsdien gebruikt ze deze naam als haar artistieke identiteitstitel.
Gedurende haar carrière heeft Katie samengewerkt met muziekartiesten die haar passie delen voor samenwerken en het samenbrengen van muziek, tekst en dans, waarbij improvisatie wordt gebruikt als middel om kunstvormen te combineren en live composities uit te voeren. Ze heeft opgetreden in duetten en in ensembles met muziekartiesten Derek Bailey, Han Bennik, Andy Moore en vele anderen. Katie heeft talloze dans- en muziekimprovisatie evenementen geïnitieerd in haar drie thuisbasissen Nederland, Italië en Engeland. Sinds 1995 organiseert ze workshops in studio zeven in Amsterdam. Ze is curator van improvisatie zondagsessies en dinsdag workshops in het cultureel centrum OT301 in Amsterdam. Haar initiatieven hebben onder andere geleid tot maandelijkse improvisatieseries en improvisatiefestivals, onder andere in Frascati, Fijnhout Theater en de Melkweg in Amsterdam.

Bij Omstand toont Katie Duck een performance die ze losjes baseert op een (zelfgeproduceerde) soundscape, met daarin het geluid van een drone gemixt met geluidsopnames van de Iraanse fluitspeler Mohamad Mehdi Behrad, ook bekend als Delnava (wat verlicht hart betekent in het Perzisch) en met wie ze in 2023 samenwerkte. Behrad bespeelt de perzische Ney, een fluit die traditioneel door de Iraanse herders wordt bespeeld. De performances van Katie Duck werken als ervaringen van het aanwezig zijn in een klankgedreven ruimte, met een flirt naar het publiek. Het is een combinatie van bewegen, zien, horen, voelen aftasten en het zich bewust vrijwillig blootgeven voor een publiek zodat ze zich hopelijk herinneren wat ze gezien, gehoord en gevoeld hebben, lang nadat de live performance is afgelopen.

KATIE DUCK | ALMOST, BUT DEFINITELY (performance) | video: Ivonne Zijp |  2024

Abul Hisham (India, 1987)
Abul Hisham maakt ruimtevullende installaties, waarbij hij op een expressionistische wijze wandvullende voorstellingen combineert met objecten in de ruimte. Het werk is deels abstract en deels figuratief, waarbij hij scenes ontwikkelt die griezelig, raadselachtig en dromerig zijn. Zijn oeuvre verkent de begrippen verlangen, dood en herinnering. Deze drie thema´s hebben elk hun eigen gelaagdheid. Hisham is geïnteresseerd in hoe ze verweven zijn met de sociale en culturele ruimtes waarin hijzelf leeft. Zijn motivatie verandert constant, van nieuwsgierigheid naar een sociaal-politieke structuur, tot het willen gebruiken van persoonlijke verhalen die hij verweeft met film, popcultuur, kunstgeschiedenis, mythologie en religie. Daarbij geniet hij van het spel waarbij kijkers zelf de vele metaforen en symbolen moeten ontcijferen.
Een medium dat Hisham veel gebruikt is soft pastel. Werken met pigmentpoeder is voor hem als beeldhouwen uit stof. Een bijna religieuze ervaring, analoog aan het idee dat mensen uit stof zijn geschapen en waarnaar ze na de dood weer terugkeren. Met pigmenten die, gedurende een proces van duizenden jaren, weer deel uitmaken van de cyclus van de transformatie van de aarde.

Abul Hisham | Places of the spirit (installatie/detail) | 2024

Pieter Kusters (NL, 1958)
Kusters schildert in olieverf, aquarel, maakt getekende portretten en werkt ruimtelijk. De speelsheid waarmee hij al deze technieken combineert, verraadt een schijnbaar argeloze werkwijze en maakt zijn werk ontwapenend en direct. Het hoofdthema in het oeuvre van Pieter Kusters bestaat al sinds zijn studie aan Ateliers 63 (nu de Ateliers) uit zelfportretten. Nu nog steeds, maar dan op een meer emotionele, verhalende, ironische wijze vol zelfrelativering. Sinds enige jaren heeft hij hier ook portretten in keramiek aan toegevoegd.

Overigens is het zelfportret het uitgangspunt, maar niet altijd het resultaat. Zijn werk is geïnspireerd op dat van voorgangers. Hij zegt daar zelf over: “15de-eeuwse zondaars of van later tijd worden familie van mij – genetische manipulatie is immers een peulenschil voor een kunstenaar. Ik werk graag met een vleugje kunstgeschiedenis, ik sta op hun schouders.”. Met zijn werk is Pieter Kusters zonder enige gêne in zijn element. In zijn getransformeerde, aardse wereld vol sensualiteit, erotiek en curieuze invallen doolt Kusters dan ook meestal zelf rond. Steevast duikt hij op, vermomd in diverse gedaanten. Dat kunnen dan bijvoorbeeld dieren zijn die dan verdacht veel weg hebben van de kunstenaar. Ook beeldt hij zich naakt af, meestal met één sok of met bijvoorbeeld een petje op en geeft zich lichtvoetig over aan de verleidingen die zijn pad kruisen. Hij speelt daarmee een ontroerende, eigenwijze rol, daarmee het lot van de mens keer op keer een bemoedigende draai gevend. (Bron: Ronald Ruseler)

Pieter Kusters | (Naar Dürer) daar waar ik wijs heb ik pijn | 2009
Pieter Kusters | Multiple personality tree | 2010
Pieter Kusters | Eendenkoppen | 2021

Dom Hans van der Laan (NL, 1904-1991)
Nederlandse Benedictijner monnik en architect Dom Hans van der Laan was een van de leidende figuren van de Bossche School, een traditionalistische stroming in de Nederlandse architectuur, waarbij zijn ideeën over ruimte-ervaring en evenwichtige maatverhoudingen een belangrijke rol spelen. Als rode draad door zijn werk loopt steeds de wisselwerking tussen natuur en cultuur, waarbij deze als aanvullende tegendelen een twee-eenheid vormen. Of zoals hij het zelf omschreef: “De ruimte van de natuur heeft drie aspecten, waar wij geen raad mee weten. Ze is onbegrensd, ze is zonder vorm en is onmetelijk. Architectuur is niets anders dan hetgeen aan die ruimte toegevoegd moet worden om ze bewoonbaar, zichtbaar en meetbaar te maken.”.

De kern van het gedachtegoed van Van der Laan is de overtuiging dat architectuur niet moet worden gezien als afgeleide van functionele, ideologische of sociale eisen, maar dat deze moet worden gezocht in de architectuur zelf. Kenmerkend voor deze denk- en werkwijze is dat er wordt uitgegaan van de directe ervaring en niet van het gezag van de geschiedenis of van typologieën van gebouwen die de eeuwen doorstaan hebben. Van der Laan ging op geen enkele wijze uit van vooropgezette filosofische stellingen of verklaringen. Hij onderzocht daarentegen nauwgezet welke handelingen we verrichten als we bouwen en onderscheidde daarbinnen grofweg 3 stadia. (1) Hij ontwikkelde een matenstelsel dat past bij onze menselijke waarneming. In onze ervaring maken wij onderscheid tussen diverse soorten ruimte. Hij onderzocht welke wetmatigheid schuilgaat achter ons vermogen om dit onderscheid te maken en ontdekte welke steeds terugkerende verhoudingen er bestaan tussen opeenvolgende typen van grootte die wij kunnen onderscheiden en noemde dit het ‘Het Plastische Getal’. (2) Vervolgens ging zijn aandacht vooral uit naar het maken van ruimtes. (3) Tenslotte verdiepte hij zich in het karakter van vormen, wat hij ‘Thematismos’ noemde – hoe staven, blokken en platen ‘staan’, ‘liggen’ en ‘zitten’. Door daarmee te spelen kunnen ensembles gevormd worden – of het nu kleine sculpturen, gebouwen of stedenbouwkundige ensembles zijn.

Dom Hans van der Laan | ABACUS (learning tool for the form) | 1952 | (met dank aan Wim Noyons)
Links: Dom Hans van der Laan | Fotoreproductie – uit het boek Dom Hans van der Laan Modern Primitive, Richard Padovan, 1994 | Fotocredit: Kim Zwarts
Rechts: Dom Hans van der Laan | Alfabet Dom Hans van der Laan (gedigitaliseerd in 2011 i.s.m. AUTOBAHN)
Dom Hans van der Laan | Fotoreproductie – uit het boek Dom Hans van der Laan Modern Primitive, Richard Padovan |

Han Schuil (NL, 1958)
De onderwerpen in het werk van Han Schuil komen voort uit het dagelijks leven: van details uit stripverhalen, luidsprekers, videospelletjes en computerbeelden tot wegmarkeringen, een schaatspak, infraroodfoto’s of MRI-scans. Aanvankelijk werkte Schuil op doek. Na experimenten op hout, blik en koper koos hij vanaf 1985, vanwege de gladde ondergrond, voor aluminium. Regelmatig spelen de vormen die aluminium aan kan nemen een bepalende rol in zijn werk, zoals de gevouwen randen of de naden en popnagels in het aluminium die soms dwars door het beeldvlak lopen. Schuil bewerkt met enige regelmaat het aluminium voordat hij het beschildert: deuken en gaten worden dan onderdeel van het beeld, waardoor het werk sculpturaal aanvoelt en steeds vaker nadrukkelijk de ruimte in komt. Verder is de chemie tussen de kleur en de gladde ondergrond van het schilderij belangrijk in zijn werk, omdat het aluminium een andere intensiteit geeft aan kleur. Om de spanning tussen de verf en het beeld verder te verhogen maakt hij gebruik van haarscherpe kleurvlakken die hij creëert met behulp van afplaktape, spuitbussen en marterharen kwasten. Deze spanning wordt nog verder opgevoerd door de precisie waarmee Schuil schildert, zoals bijvoorbeeld te zien is in de zachte overgangen – aangebracht met spuitbus – en de stippen die minutieus zijn geschilderd met extra fijne penselen. Ook worden glanzende en matte oppervlaktes tegen elkaar uitgespeeld en daartegenover, de strenge horizontale en verticale blokken die allemaal bijdragen aan de meditatieve en tijdloze spanning van het werk. Het resultaat lijkt op een beeld van het heelal met lichtgevende sterren en hemellichamen, iets dat lichtjaren van ons verwijderd is.

Han Schuil | HEAT XXVIII | 2016
Han Schuil | HEAT LIV |
Han Schuil | Untitled | 2003

Lawrence Weiner (USA, 1942 – 2021)
Lawrence Charles Weiner is een Amerikaanse conceptuele kunstenaar, één van de centrale figuren in de vorming van de conceptuele kunst in de jaren 1960. Weiner wordt beschouwd als een van de grondleggers van het Postminimalisme, waartoe ook kunstenaars als Douglas Huebler, Robert Barry, Joseph Kosuth en Sol LeWitt behoren. Hij kwam begin jaren ’60 naar Nederland en vanwege het inspirerende karakter van de Nederlandse kunstwereld keerde hij in 1970 terug om in zekere zin tot aan het eind van zijn leven te blijven.

Waar zijn werk later vaak de vorm aannam van typografische teksten, maakte Weiner in zijn vroege werk gebaren die werden beschreven in eenvoudige verklaringen, waardoor het dubbelzinnig werd of het kunstwerk het gebaar was of de verklaring die het gebaar beschreef. Zoals ‘Twee minuten spuitverf direct op de vloer…’ (uit 1968). In 1968 formuleerde Weiner zijn Declaration of Intent: 1. De kunstenaar mag het werk maken. 2. Het stuk mag gefabriceerd worden. 3. Het stuk hoeft niet gebouwd te worden. Elk van beide is gelijk en in overeenstemming met de bedoeling van de kunstenaar. De beslissing over de conditie ligt bij de curator bij gelegenheid van curatele.
In 1968 kwam ook Weiner’s boek Statements uit dat wordt beschouwd als een van de belangrijkste conceptuele kunstenaarsboeken uit die tijd. Ook leverde hij dat jaar een bijdrage aan het beroemde Xeroxbook (gepubliceerd door Seth Siegelaub). Weiner’s gecomponeerde teksten beschrijven daarin het proces, de structuur en het materiaal, waarbij hij de in de teksten beschreven elementen als zijn materialen aanhaalde. Eind jaren 1960 werd Weiner’s werk gepubliceerd in het tijdschrift 0-9, een avant-garde tijdschrift dat experimenteerde met taal en meaning-making.
Vanaf het begin van de jaren 1970 zijn de muurinstallaties het belangrijkste medium van Weiner, met voorbeelden op talrijke museummuren in de Verenigde Staten en de rest van de wereld. En hoewel Weiner’s werk bijna uitsluitend gebaseerd is op taal, beschouwde hij zijn eigen praktijk als beeldhouwkunst. Weiner werkte in een grote verscheidenheid aan media, waaronder video, film, boeken, geluidskunst met behulp van audiotape, beeldhouwkunst, performancekunst, installatiekunst en grafische kunst. De reden om kunst te maken is volgens Weiner het loswrikken van heersende maatschappelijke opvattingen en het bieden van een ander patroon, een alternatief voor de structuren die onze huidige leefwijze bepalen. In de woorden van Weiner, “Kunst gaat niet over jou. Kunst gaat niet over mij. Kunst gaat over wij.” Als er dan al een eis aan kunst moet worden gesteld, dan is het dat het “openbaar moet zijn”. Met andere woorden, dat het zich bezighoudt met het politieke, oftewel met de dimensie van relaties tot anderen, met collectiviteit en inderdaad, met solidariteit.

Lawrence Weiner | DONE WITHOUT | 2024 | AS LONG AS IT LASTS | 2024

Corine Zomer (NL, 1983)
Corine Zomer is beeldhouwer. Ze maakt ruimtelijke installaties op schaal, maar ook specifiek voor de plek ontwikkelde (site specific) kunst-installaties. Het werk van Zomer laat zich aflezen als resultaten van natuurverschijnselen. Het refereert aan chaos en viert het procesmatige in de beweging naar vorm. Ze is daarbij bewust en gecontroleerd op zoek naar risico en het onvoorspelbare. Zomer vindt het belangrijk dat het ontstaansproces in het uiteindelijke werk zichtbaar blijft en dat ze met haar werk de verbeelding van mensen in werking zet. Een specifieke betekenis in het werk ontdekken is geen vereiste; het werk biedt genoeg houvast voor een bijzondere ervaring.
Project Waswiel is zo’n werk. Het is ontstaan vanuit een nieuwsgierig verlangen om vloeistof te controleren en daarmee een opzichzelfstaande of zelfstandige vorm te creëren. De beginbepaling om dit werk te laten ontstaan zijn een draaiende rad en vloeibare was. Deze worden door Zomer zo gearrangeerd dat middelpuntvliedende kracht en de neervallende was het werk doen. Het blijkt een ware praxis te zijn met een oneindig aantal mogelijkheden en onvoorspelbare uitkomsten, met een beredeneerde chaos als resultaat. Speciaal voor Omstand wordt WasTOL ontwikkelD. Een vervolg op eerder onderzoeken naar waswielen, waarbij in dit geval de was op een diagonaal draaiend midden terecht komt.


Corine Zomer | WasTol (installatie) | 2024

Alle Foto´s door Django van Ardenne, tenzij anders vermeld

Om het magazine van Almost, But Definitely online te lezen: klik hier!

Almost, But Definitely werd mede mogelijk gemaakt door: