Expositie

NEW GAME – VANESSA JANE PHAFF (solo)

studio omstand
foto: Robert Roos (instagram)
ACCURUIMTE: expo

foto: Vanessa Jane Phaff

foto: Vanessa Jane Phaff
 
foto: Ida Groot Zevert – links, Robin Meyer – rechts

 

 

TURBINEKAMERS: expo
3 bovenste foto’s van Ida Groot Zevert, 3 onderste van Robin  Meyer

 

 

 

TRANSFORMATORHUISJE: video-installatie / film-still

foto: Rob Groot Zevert

 

 

Video Stills: (door Vanessa Jane Phaff)

 

 

 

 

Glazen paviljoen: installatie  (video en lino’s)

foto: Dennis Stemper (instagram)

foto: Ida Groot Zevert

foto: Ida Groot Zevert

 

New Game

Tekst: Johan Siebers (uit het Engels vertaald)
Bestaan is zichzelf schetsen (s’esquisser). Men zou willen schrijven: uitschetsen (s’exquisser) – zich openstellen voor een vorm die zichzelf laat zien in de beweging waarin zij opkomt. Niemand zou ermee instemmen te leven zonder dit verlangen te ervaren – zichzelf open stellen voor het verlangen naar de buitenkant getrokken te worden (zich te laten trekken). (Jean-Luc Nancy, Het genot van het tekenen)

 

 

De coupure in het spreken: stilleven

New game, anders gespeeld, opnieuw gespeeld, een nieuwe ronde, wellicht volgens andere regels. Alleen, het weglaten van het bepaalde voornaamwoord in de titel duidt tevens op een andere lezing: opnieuw is er een nieuwe wilde prooi. Of misschien is er eerder een vuil spelletje gespeeld waarover niet gesproken kon worden; Mundtot, tot zwijgen gebracht, monddood gemaakt, is een glosse die Vanessa Jane Phaffs werk als een voorteken begeleidt. Daarmee verkrijgt “New game” de rebellerend-woedende en zegevierende toon die zoveel van de figuren die we in dit werk ontmoeten uitdrukken.De meerduidigheid van woorden brengt iets onuitgesprokens aan het licht, iets wat ongezegd blijft in de taal, een gebied waar de stem niet kan komen maar dat desalniettemin in het spreken wordt aangeduid. Wat ik zeg kan iets komen te betekenen in de daad die het uitspreken is, ergens en voor iemand, maar dit gebeurt niet altijd. Mijn spreken is getekend door een snede, een coupure. Als spreken zou betekenen de hele massieve aanwezigheid van wat er ooit is geweest of wat ik dacht te willen zeggen te herscheppen, kan ik niets zeggen. Maar die onmogelijkheid zelf – een soort mythe over de taal – duidt op de openheid waarin het zicht zich opent op een andere houding ten opzichte van het spreken. De vraag wordt dan: hoe besta ik in het spreken? Dit is een van de vragen waarover een ontmoeting met het werk van Vanessa Jane Phaff ons kan laten nadenken. Het is in wezen een vraag naar Seelenwanderung, metempsychose, of in het mooie Nederlandse woord waarin het lichaam als thuis wordt voorgesteld: zielsverhuizing. De voorwaarde voor zo’n verhuizing is, zoals we weten, de dood. Zelfs de zielsreis van de sjamaan brengt een symbolische dood, het verlaten van het alledaagse lichaam, met zich mee. Het lijkt erop dat er een verborgen band bestaat tussen het bestaan in de taal dat we “ziel” zouden kunnen noemen, en de sterfelijkheid. Alleen diegenen die in staat zijn te sterven kunnen de gift van het authentieke spreken ontvangen.De coupure in de betekenis, die het betekenisvol spreken mogelijk maakt, bestaat binnen een taal maar ook net zo goed tussen talen. Johann Georg Hamann schrijft in zijn Aesthetica in Nuce (1762): “spreken is vertalen”. In zijn essay over het tekenen reist Jean-Luc Nancy naar de plaats van de coupure in de betekenis door middel van een reflectie op het verschil tussen het Franse werkwoord dessiner en het Engelse werkwoord to draw. Het eerste duidt op een tonen of aanduiden, zoals bijvoorbeeld in de woorden design en designate; het tweede woord zegt trekken, meetrekken of tevoorschijn trekken. Via de schets is Nancy dan in staat een nieuw woord te maken, het neologisme s’exquisser, “zich uitschetsen”, waarin hij deze twee samenbrengt en een manier vindt om te zeggen wat hij te zeggen heeft, letterlijk in zijn eigen woorden. De schets van onszelf, die ons de openheid van een nieuw leven intrekt, beantwoordt aan het verlangen om te leven zelf, aan dat wat het lichaam bezielt, zouden we kunnen zeggen. We zijn bij de ziel uitgekomen en tegelijk bij een manier om een oud, mythisch vertaal over lichaam en ziel opnieuw te vertellen, zodanig dat we er een waarheid mee kunnen uitdrukken zonder dat we in de mythe hoeven te geloven. We hebben een nieuw spel gevonden.
Het gebruik dat Phaff maakt van christelijke mythen in haar iconografie komt overeen met deze dynamiek. Het ontmantelt of bekritiseert deze mythen niet anders dan als een bijeffect van het gebruik dat ze ervan maakt om haar eigen taal te ontwikkelen waarin ze verhaalt van een oorspronkelijke overtreding tegen de ziel, van het “nee” en de naam van de vader, van lijden, opstand en wederopstanding. Het lichaam wordt het kruis waaraan de ziel sterft om haar woorden te vinden en verder te gaan.
Tussen schilderkunst en tekenen in belichaamt de linosnede het vertaalkarakter van het spreken, namelijk in de reproduceerbaarheid en het weergave-karakter van het medium: de lijnen worden letterlijk uitgesneden en gespiegeld uit de materie getrokken. Tussen verf en potlood in laat de drukinkt de lijnen uit een achtergrond oprijzen, een achtergrond die op het canvas of doek als een leegte achterblijft. Geen ander medium zou zo krachtig en consistent de innerlijke logica van Phaffs werk kunnen overbrengen. We zeiden: alle spreken is vertalen; de stem doorkruist een gebied van sprakeloosheid om aan te komen bij de mogelijkheid van het zeggen. Een lijn die een new game zowel aanduidt als laat zien rijst op; dit hele ensemble kunnen we vorm noemen, op de manier waarop een andere lijn van inmiddels mythisch denken over de ziel als de vorm van het lichaam sprak. “Vorm” wordt hier dan de manier waarop het leven leefbaar gemaakt kan worden tegen het trauma van het lijden in, zoals het taboe eerder een vorm was die leven mogelijk maakte voordat het overschreden werd en ons sprakeloos, monddood, maakte. Nu kunnen we zien: vertalen is zielsverhuizen. We begrijpen iets van hoe we in het spreken bestaan, op zielsreis vechtend om een stem.

 

 

De snede in het lichaam: bewegende beelden

Reap and Sow, 2018 (Afb. 1). Tegen de zwart-witte achtergrond van een repetitief heen en weer bewegend schaakbord, de roze, hoofdeloze, wankele vorm van een menselijk lichaam, louter vlees, meer aangeduid dan voorgesteld, symmetrisch doormidden gesneden langs de scheiding die door het schaakbord loopt. Vastgeprikt, of opgeprikt, met armen en benen uitgespreid, wordt het lichaam meedogenloos heen en weer gesleurd, het boven- en onderlichaam in tegenovergestelde beweging, een dance macabre in een marionettenvoorstelling. Een ballet in Kafka’s strafkolonie zou er zo uit kunnen zien. Hier zijn geen illusies meer: als de ziel de eenheid of harmonie van het leven is zijn we hier in het bereik van tweedracht en dood. Phaffs Reap and Sow, een bewegend beeld in een verduisterde ruimte, dat de kijker, een stille getuige die ongezien naar binnen kijkt, op een videoscherm kan zien, gaat in tegen Duchamps Étants Donnés, het laatste werk en de laatste verrassing van de kunstenaar, in het geheim gemaakt terwijl hij zich verschool achter de façade van de professionele schaakspeler. Het vrouwelijk lichaam in Duchamps werk zweeft tussen leven en dood, een bleek, onthoofd lichaam neergesmeten in het gras, de benen open gespreid. Maar met haar linkerarm houdt ze een gaslamp omhoog, een artificiële vurige Pinkstertong. Is het nog wel een symbool voor de geest? Het zou het een teken van leven zijn als de rest van de scène niet zo spookachtig was. Phaffs commentaar is aan de ene kant een duidelijk tegenwicht tegen de mannelijke blik die in Duchamps werk overheerst. Maar, zoals we eerder zagen bij de linosneden, het is tegelijk ook meer dan dat. We kunnen de danser des doods als een triomfantelijke figuur zien. Wat haar doormidden sneed, doorkruiste ook het spel dat gespeeld werd. Langs de voor van de sprakeloosheid verkrijgt het plezier van de lijnvoering een nieuwe potentie, nu het eigendom van de danser die verschijnt als een koorddanser boven de afgrond van de sprakeloosheid, op weg naar een new game en een nieuwe taal. De momenten van opstand en opstanding die een constante vormen in Phaffs werk zijn hier gelokaliseerd in de beweging van de installatie. Die beweging, de beweeglijkheid van het leven, doorkruist de stilte van de dood en trekt ons, in Nancy‘s woorden, naar de buitenkant van het kunstwerk, een nieuw spel in. Als een uittekenen verwijst de installatie naar het plezier van de tekening. De kijkers worden zelf op het traject van een zielsverhuizing gezet en komen tot het besef dat de dood de voorwaarde voor authentiek spreken en authentiek leven is. Als ik mezelf tot kijker van dit werk maak wordt mijn eigen lichaam in tweeën gedeeld, word ik aan het dansen gebracht, op mezelf teruggeworpen en naar een uitweg verwezen volgens de lijnen van mijn eigen verlangen. Het werk maakt leven mogelijk omdat ik nu de kracht om “ja” tegen dit leven te zeggen heb gevonden en me die heb toegeëigend.

(Afb. 1)

 

 

De houtsnede

Met de rol die hout speelt in deze werken stuiten we op een onbeschaamd symbolische laag in Phaffs universum. Het hout is het hout van het kruis, van de eettafel van het gezin in Vehicle, 2019 (afb. 2) waaraan het spel gespeeld wordt; is het hout van de fallus, het hout van het bordspel en zijn amorfe spelstukken, het hout van de paradijselijke appelboom, de boom des levens, en het hout dat in papier en boeken omgezet wordt. Hout groeit, maar eenmaal afgesneden is het dood, verwordt tot uitgroei en tot het rauwe materiaal voor vorm. Het gefragmenteerde lichaam wordt afgebeeld als van hout, maar omdat het van hout is kan het ook weer in elkaar gezet worden en nieuw gemaakt worden, zoals in New Game 2019 (afb. 3). Daar staart het meisje ons aan vanuit de sprakeloze leegte in haar ogen, maar met Wilhelm Tells appel van de vrijheid triomferend op haar hoofd. Haar korte broek imiteert ironisch het schaakbord van Duchamp dat voor haar achteloos gespreide benen ligt. Het heeft niets meer met Duchamp te maken. Een nieuw tijdperk wordt ingeluid door haar opnieuw in elkaar gezette, disproportioneel groot gegroeide arm die potentie symboliseert zonder bekommerd te zijn om het ophouden van een lichtje. De groeiringen in de schijf van een boomstam op tafel doen denken aan een dartbord en symboliseren het new game als nieuwe jacht, of misschien doen ze ons denken aan de heilige woede in William Blake’s versregel: “wounded by arrowy smarts”, gaat het er in ons leven om “to pick out the heads of the darts”. Het commentaar op het leven is tegelijk een commentaar op het modernisme in de kunst, via de intertekstuele referentie naar Duchamp, die we alleen maar opmerken als we het hele werk overzien hebben, een commentaar dat hier nog versterkt wordt door de losse tegels die op tafel liggen en die aan Picasso’s vredesduiven doen denken. De ziel van het beeld beweegt van onverzadigbaar verlangen aan de linkerkant naar verzoening en wederopstanding rechts. Maar uiteindelijke vrede wordt niet gevonden, alleen maar een nieuwe manier van leven en spreken.

(afb. 2)

 


(afb. 3)

 


(afb. 4)

 

Zonder titel, 2019 (afb. 4), brengt alle elementen die we besproken hebben samen in een beeld waarin de christelijke mythologie van zonde, lijden, dood en wederopstanding tot de geboorte van het kunstwerk leiden. De kijker begaat de oerzonde van het getuige zijn (en getuigen is hier veroorzaken) van de dood van het meisje door haar eigen hand, met een mes dat een echo is van het kruis aan de andere kant van het beeldveld, als een voorbode van wat komen gaat. Het dode lichaam, zoals de andere die we gezien hebben, blijft zonder hoofd en gezicht. De andere figuren delen allemaal hetzelfde gezicht en we kunnen ervan uitgaan dat ze allemaal dezelfde persoon zijn, dezelfde Seele op haar Wanderung. De scène speelt zich af op een schaakbord; de figuren als evenzoveel schaakstukken die op het bord heen en weer geschoven worden. Het meisje dat als engel fungeert houdt een versluierend gordijn opzij dat verborgen hield wat zich afspeelde, maar dat nu voor iedereen te zien is. Parallel aan het opzij gehouden gordijn duwt ze de huid van de centrale figuur open, op de plek waar Christus’ vijfde en laatste heilige wond was. De arm van de engel, waarmee ze de hele scène aan het licht brengt, is net zo machtig uitvergroot als de arm van de centrale gestalte, die daarmee een kunstwerk vasthoudt, tussen haar benen alsof ze er geboorte aan geeft, tonend door de blik te blokkeren waaraan Duchamps kijker kon toegeven. Het werk is hier de verlichtende lamp en dat werk is de daadwerkelijke wederopstanding van de mens die gestorven is en opnieuw geboren werd, die haarzelf opnieuw in elkaar heeft gezet, als kunstenaar in een verdubbeld leven, naar buiten getrokken, hier uitgedrukt in de verdubbeling van het beeld dat het kunstwerk als transcendent laat zien. Hamman zei “spreken is vertalen”. Hij vervolgde met: “van een engelentaal in een mensentaal”. Het lieve engeltje van de kindertijd is haar eigen subject geworden. In Phaffs werk komen we in contact met een geheel eigen manier om een leven samen te binden en we kunnen haar leidraad op onze eigen manier volgen, als we onszelf toestaan meegetrokken worden naar wat buiten onze existentie ligt. De reis van de ziel, de metempsychose, is letterlijke psychotisch. In de artistieke psychose ligt de mogelijkheid van het spreken. De gezichten in dit werk zwijgen. Ze communiceren met ons vanuit een onuitsprekelijke leegte, één ogen open maar leeg, het andere oog bedekt. Woordeloos en blind zijn het tiresiaanse, oedipale figuren die laten zien, aanduiden door het naar buiten trekken van het kunstwerk, wat er nodig is om een stem te hebben. Sprakeloos en onwankelbaar snijden ze de shit uit, waardoor de paradoxen en tegenspraken van het verlangen zich kunnen ontvouwen in het plezier van de bewegende lijn.
Johan Siebers doceert filosofie aan Middlesex University London

NEW GAME werd mede mogelijk gemaakt door:

 

gerelateerde kunstenaars NEW GAME – VANESSA JANE PHAFF (solo)