studio omstand

 

ZWART”
interview door Peter Nijenhuis – aug.2014
Heidi Linck (Breda 1978) behaalde een ingenieurstitel voeding en gezondheid aan de Universiteit van Wageningen en studeerde in 2006 af aan de afdeling Vrije Kunst van Artez in Arnhem.

 

\\ In je werk nemen de gebouwde omgeving en de ruimte een belangrijke plaats in. Hoe kwam je op die onderwerpen?
Toen ik in Wageningen studeerde, kwam ik in aanraking met een groep kunstenaars die een voormalig zwembad in gebruik had genomen. De kunstenaarsgroep organiseerde er theatervoor-stellingen en exposities. Met het maken van kunst hield ik me toen nog niet bezig. Mijn afstudeer-onderzoek ging over communicatie- en voorlichtings-vraagstukken. Ik hield me bezig met de theoretische kant ervan, het werk van Martin Fishbein en dat soort mensen. Voor de kunstenaarsgroep deed ik de publiciteit en ik maakte, zonder artistieke bedoelingen, foto’s van het inmiddels lege zwembad, die ik in een doka afdrukte. Dat lege zwembad vond ik een heel interessant ruimtelijk object. Ik denk dat ik me in die tijd, door het maken van de foto’s en het contact met de kunstenaarsgroep, bewust ben geworden van mijn al langer bestaande sluimerende belangstelling voor ruimte en architectuur. Van het één kwam het ander en op aanraden van leden van de kunstenaarsgroep heb ik me, tegen de tijd dat ik in Wageningen afstudeerde, aangemeld voor de kunstacademie. Ik heb bewust gekozen voor Arnhem. Arnhem is een goede academie als je de technische basis van schilderen en tekenen onder de knie wilt krijgen. Onder andere doordat ik in Arnhem goed leerde tekenen, kon ik mijn belangstelling voor architectuur en ruimte verder ontwikkelen.

\\ Wat vormt de kern van je belangstelling?
Ruimte – in de meest brede zin van het woord, dus van de ombebouwde agrarische ruimte tot en met de stedelijke openbare ruimte en de parkeerplaatsen achter de winkelstraten – is geen statisch gegeven. Er zijn krachten in werkzaam die er een vorm aan geven, natuurlijke krachten, maar ook politieke en economische. Ik heb vorig jaar op uitnodiging van een kunstenaarsinitiatief in Sint-Petersburg in Kronstadt gewerkt. De stad is gebouwd op een eiland voor de kust van Sint-Petersburg. Ooit was het een belangrijke haven voor de Russische vloot. Er zijn in de loop van de eeuwen allerlei vestingwerken aangelegd. Maar sinds de ontbinding van de Sovjet-Unie is de stad in verval, net als de vestingwerken en de marine-terreinen. Natuurlijk willen de overheid en de inwoners de stad op orde houden, maar de ontbindende krachten zoals geldgebrek en stagnatie, zijn sterk. De Russisch-orthodoxe kerken van Kronstadt zijn prachtig opgeknapt. De centrale Russische overheid hecht veel belang aan het orthodox / christelijke geloof en gebruikt godsdienst als middel om eenheid te scheppen onder de Russische bevolking, die, alles bij elkaar genomen, moeilijk te verenigen lijkt. De overige gebouwen in Kronstadt verkeren in een minder florissante staat. Overal in de stad kun je zien hoe de geschiedenis en de huidige wisselvalligheden hun stempel drukken. Die vormende kracht, hoewel minder dramatisch, kom je ook dichter bij huis tegen.
Ik heb in het Limburgse dorp Hout-Blerick een project gedaan in een kassencomplex. Het complex staat in het midden van het dorp. Voor de kassen werden gebouwd stortte er in de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog een militair vliegtuig neer. Op de grond met het vliegtuigwrak verrezen de kassen  en toen het gebruik van de kassen niet meer economisch rendabel was, werden de kassen verkocht aan een projectontwikke-laar. Die wilde er huizen bouwen, maar toen sloeg de crisis toe. Er werd niet gebouwd en de kassen stonden te verkrotten. Wat er nog aan planten aanwezig was, woekerde verder. Ook van buiten drong de vegetatie binnen; veel berken, want dat zijn altijd de eerste bomen die ergens binnen-dringen. Zowel in Kronstadt als in Hout-Blerick zie je hoe planmatig en sturend menselijk optreden wordt tegengewerkt door allerlei niet geplande en ongewenste tegenkrachten en daaruit ontstaan dynamische plekken. Op zulke plekken ontstaan dingen en situaties die je zelf niet kunt bedenken. Mijn belangstelling voor dat soort plekken is deels visueel en deels conceptueel. Door zo’n plek te ver-esthetiseren, zoals ik dat in mijn tekeningen doe, schep ik bewust een conflict tussen de spontane schoonheid die een verwilderde plek kan hebben en de lelijkheid van de achterliggende economische of politieke veranderingen. Je hebt in Arnhem een tijd lang een voormalig filiaal van De Slegte gehad waar, toen het met de boekhandel bergafwaarts ging, nog wat ramsj werd verkocht. Voor het grootste deel waren de opeenvolgende ruimtes gevuld met lege boekenkasten en schappen. Die lege, witte kasten en schappen vormden een indrukwekkend landschap. Behalve om dat soort spontane verrassingen, gaat het mij ook om de vraag wat je van dit soort plekken kunt leren en elders kunt toepassen. Wat maakt een plek specifiek, intrigerend en herbergzaam of juist saai en afstotelijk? Het zijn kwesties die niet alleen artistiek van belang zijn. Leefbaarheid en toerisme zijn in Europa belangrijke economische factoren. Beide hebben veel te maken met de kwaliteit en het gebruik van de openbare ruimte. Er wordt overal geprobeerd om door gepland ingrijpen zwakke plekken te verbeteren, neergang, overbelasting en verpaupering te voorkomen. Maar daarmee ontneem je een plek vaak zijn eigenheid. Alles wordt hetzelfde. Wat zou het kunnen betekenen, als we ruimtes juist bewust los laten en vrij laten transformeren, zoals dat nu nog onbedoeld gebeurt met leegstaande panden?

\\ Wat voor rol speelt onderzoek in je werk?
Onderzoek van bestaande plekken en situaties is de basis van al mijn werk. Daarvoor gebruik ik het tekenen. Mijn tekeningen zie ik als onderzoeken van situaties en verhoudingen van bestaande plekken in een nieuwe ruimte, ook al is die ‘nieuwe ruimte’ een vel papier. Ik fileer en reduceer het bestaande om tot de essentie te komen. Wat maakt een plek tot wat hij is? Daar probeer ik al tekenend een antwoord op te geven. En ook een driedimensionaal werk als Anyway the wind blows, bestemd voor de openbare ruimte, is gebaseerd op onderzoek. Voor Anyway the wind blows heb ik gekeken naar de vervormende kracht van het rivierwater op stalen constructies en objecten. Ik zoek de plekken die het vertrekpunt vormen van mijn werk nooit bewust op. Ik krijg ze, zoals in het geval van deze bunker, aangeboden of ze ‘kruisen’ mijn pad. Tijdens een wandeling ergens in de Betuwe kwam ik bij een schuurtje midden op een groot weiland. ‘t Schuurtje had een venster en daaruit stak een staak. Toen ik naar binnen gluurde, zag ik dat de staak binnen in het hutje precies onder een stoel doorstak. Naar aanleiding van die verbazende opstelling heb ik eenmaal thuisgekomen een tekening gemaakt, en vervolgens een ontwerp voor een denkbeeldige museale installatie. Daarin heb ik het gegeven van de staak die vanaf een stoel door het venster naar buiten reikt, gebruikt voor een maquette. Het hele idee heeft daarna een tijd gerust. Maar in 2013 werd ik gevraagd voor een project in een voormalige, als boerderij vermomde bunker uit de Tweede Wereldoorlog. De bunker had nogal wat vensters waar het glas uit was verdwenen. Als gebouw was de bunker perfect geschikt voor mijn plan. Ik heb een werk gemaakt dat de titel Ready to losecontrol kreeg, op basis van mijn idee voor de installatie in het fictieve museum.
\\ Laten we het over de Geheime Bunker hebben. Wat waren je eerste indrukken en hoe is daaruit een werkplan ontstaan?
Ik had van kunstenaars die eerder in de bunker hadden gewerkt gehoord dat het – op z’n zachtst gezegd – een weerbarstige ruimte is.  Dat is het ook wel, maar voor mij zijn dit soort ruimtes gebruikelijk werkterrein. Door alles open te zetten en te ventileren kun je van de bunker een redelijke verblijfplaats maken. Hij is ook redelijk schoon, of in ieder geval minder smerig dan ik vreesde. Ik heb in eerste instantie met de gedachte gespeeld om iets aan de bunker toe te voegen. Bij nader inzien leek me dat overbodig: de bunker is op zich al een kunstobject. Wat mij betreft, is de bunker uit esthetisch en formeel oogpunt een perfecte ruimte. Ik vraag me af, waar dat in zit. Zit hem dat in het feit dat in de grote ruimte met de halfopen scheidings-muur, de ene kant is bekleed met van die geplette strotegels en de andere kant niet? Of komt het omdat de ene kant lichter is dan de andere? De pompmachines zijn verdwenen. Daardoor zijn de vier betonnen plateaus waarop ze ooit stonden, zelfstandige objecten geworden. Dat is ook het geval met andere verwijderde apparatuur. Daardoor zijn tot de verbeelding sprekende leegtes en kleurverschillen ontstaan. In een van de kleinere bijruimtes zit, halverwege, als een soort afscheidingswand een metalen raster. Omdat de ruimte nu wit en schoon is, heeft dat een hele sterke grafische werking. Deze en andere sporen wil ik vastleggen om ze eventueel elders te gebruiken. Door me af te vragen hoe ik deze plek in een andere context zou reproduceren, dwing ik mijzelf te kijken naar wat voor mij de essentie is van deze plek. Van belang voor mij is ook het zwart van de bunker. Ik werk in mijn tekeningen met een overheersend zwart. Dat dwingt de kijker om de tijd te nemen. Na verloop van tijd ziet je in het zwart steeds meer zaken verschijnen: sporen van de krachten en handelingen die de ruimte hebben gevormd. De kleur zwart is ook bepalend voor de bunker. Wat de bunker heeft gemaakt tot wat hij nu is, is in mijn ogen de brand die er heeft gewoed. De lucht in de bunker moet op een bepaald moment verzadigd zijn geweest van kerosinedampen. Een klein vonkje in een van de regelkasten heeft vervolgens een grote brand veroorzaakt. Hoe lang heeft die brand kunnen woeden?
Het vuur heeft een enorme roetafzetting achtergelaten in de hoofdruimte en tussen het glas van de scheidingswand met de aangrenzende controlekamer. Of de brand is met veel water geblust, of er is veel water naar binnen gelekt, toen de zandlaag van het dak werd gehaald. Hoe dan ook, ‘t roet heeft zich overal vermengd met water. Wat je krijgt als je water en roet vermengt, is inkt. De hele binnenkant van de bunker zit onder de inkt. Ze hebben dat met een laag witte latex weg proberen te werken, maar echt gelukt is het niet. Omdat ik niets aan de bunker wens toe te voegen en er van alles is wat ik het verzamelen en vastleggen waard vind, heb ik besloten om het nog ongebonden losse roet te verzamelen. Ik leng het aan met door het dak lekkend regenwater. Een beetje Arabische gom erbij en dan heb ik inkt. Met de inkt wil ik een reeks tekeningen maken en voor het maken van de tekeningen installeer ik lampen. Ik wil kijken hoe de ruimte zich toont als ik er in de duisternis van de avonduren kunstlicht op laat schijnen. Een deel van het roet voor de inkt komt van de twee lagen glas in de scheidingswand tussen de hoofdruimte en de controlekamer. Omdat ik het roet nu voor een deel heb weggehaald, kun je weer door de glazen wand kijken. Je hebt weer een mooi doorkijkje, zeg maar. Dus heb ik uiteindelijk toch iets aan de ruimte toegevoegd.

gerelateerde kunstenaars WERKPERIODE HEIDI LINCK