Expositie

WERKPERIODE ELEJAN VAN DER VELDE

studio omstand

 

“Stolling”
Interview door Peter Nijenhuis, maart 2015
Elejan van der Velde (Garijp 1987) behaalde in 2012 zijn bachelordiploma aan de afdeling Fine Art van ArtEZ in Arnhem en ging vervolgens naar de masteropleiding Studio for Immediate Spaces van het Sandberg Instituut, waar hij in 2014 afstudeerde.
\\De vorige keer dat ik je sprak, was in december 2014. Je had de bunker opgemeten, uitgetekend en archiefonderzoek gedaan. Je was bezig met het maken van een maquette. Door de kracht van het beton, barstte de mal, trok krom en scheurde. Het zat niet mee, niet in de laatste plaats omdat het leek alsof je in het zwarte gat was gevallen waarin wel meer pas afgestudeerde kunststudenten voor kortere of langere tijd verdwijnen. Zie ik dat juist?
In de zomer van 2014 kreeg ik mijn masterdiploma en had ik, als je mijn jaren aan ArtEZ meetelt, zeven jaar hoger kunstonderwijs achter de rug. In die zeven jaar waren veel dingen vanzelfsprekend. Ik ging net als mijn klasgenoten iedere dag naar school,  er waren altijd docenten, etc. Het was even wennen, toen dat allemaal wegviel.
\\ Is het nog goed gekomen met die maquette?
Uiteindelijk heb ik een maquette van vezelbeton gemaakt, maar die heb ik bij een recente verhuizing laten vallen en nu ligt hij in stukken, hier in mijn atelier. Misschien is hij nog te plakken, anders maak ik een nieuwe.
\\ Sluit het werk dat je tijdens je werkperiode in de bunker maakte aan bij je eerdere werk?
Ik heb tijdens mijn studie een paar sprongen gemaakt. Toen ik zeven jaar geleden begon aan de opleiding Fine Art in Arnhem wist ik helemaal niets van kunst. Mijn ouders kwamen allebei van de boerderij en ik groeide op Garijp, een dorp in Friesland op een uur fietsen van Leeuwarden. Ik hield als kind en als puber van tekenen, maar in een museum was ik nog nooit geweest. In het eerste jaar aan de kunstacademie kregen we les van Marcel Doorduin. Die bracht de studenten het klassieke schilderen bij: perspectief, model schilderen, stilleven en ga zo maar door. In het begin leek Doorduin nogal een bullebak. Hij bleek na verloop van tijd een hele aardige vent, hoewel als het ging om zijn lessen moest er flink gewerkt worden. Mij beviel dat. Door Doorduin werd mijn interesse voor het schilderen en het platte vlak verder ontwikkelt. Daarna volgde ik lessen bij Rinke Nijburg. Die had weer een heel andere aanpak dan Doorduin. Hij was losser, maar zette me wel op een prikkelende manier aan tot het onderzoeken van materialen en middelen.  Nadat ik dat met veel ijver en plezier had gedaan, besloot ik in het derde jaar van de academie over te stappen naar ruimtelijk werk. Voor mij was dat een uitdaging. Ik vond dat ik daar niet zo goed in was. Ik zocht het vooral in het gebruik van ruimte en licht, of licht en donker. Je zou kunnen zeggen dat ik werk maakte met zo min mogelijk materiaal. Mijn eindexamenwerk bestond uit projecties, geluidfragmenten, een kunstmatige holte in de muur en een door een ventilator bewogen object trouvé, de lamellen uit de slaapkamer van mijn moeder. Op grond van mijn eindexamen werd ik benaderd door Anne Holtrop een docent van het Sandberg Instituut in Amsterdam. Of ik daar wilde studeren aan de Studio for Immediate Spaces? Dat was van oorsprong een opleiding voor interieurarchitectuur, maar inmiddels richt het onderzoek zich op de ‘onmiddellijke’ ruimte in bredere zin. Het gaat niet meer alleen om concrete, fysieke binnenruimtes, maar om het gebruik en de voorstellingen daarvan.  Studio for Immediate Spaces biedt de student een traject aan van twee jaar, verdeeld in 4 blokken, en elk blok is verdeeld in een theoretisch deel en een praktijk deel.
\\Bood de studie wat je er van verwachtte?
Ik had in het eerste half jaar de nodige problemen om aan te sluiten. De praktijkdocenten waren over het algemeen architecten. Dat sloot niet goed aan bij wat ik gewend was. Ik was gewend om meer ruimte te krijgen. Op een gegeven moment stapelden de frustraties zich op. Ik had het gevoel dat de wereld doorging, maar dat ik er niet meer bij hoorde.
We kregen een opdracht om een werk te maken dat aan drie eisen moest voldoen. De eerste eis was dat het kon dienen als schuilplaats. De tweede eis was dat het werk moest refereren aan één of meerdere van de twintig gegeven referenties die varieerden van architecturale of kunstprojecten en de derde eis was dat het iets te maken moest hebben met het A4 formaat. Met die opdracht kon ik niet de voeten. In die zelfde tijd las ik voor het theoretische deel van het eerste blok (1e halfjaar) George Perec. Ik was geïntrigeerd door het werk species of spaces.  Als je ooit iets van George Perec hebt gelezen, dan weet je dat hij op een hele toegankelijk manier en vol passie kan schrijven over zijn onderwerp.
In Species of spaces (EN) d’espèces d’espaces. (FR), Ruimte Rondom (NL) beschrijft hij alle kamers waar hij ooit sliep. Dat ben ik op een gegeven moment ook gaan doen: proberen om me weer voor de geest te roepen, hoe de kamers waar ik ooit in mijn leven sliep, eruit zagen. Dat heb ik gebruikt voor die opdracht. Ik had in het eerste, inmiddels afgebroken huis waar ik met mijn ouders woonde, op zolder een heel klein zolderkamertje. In de vloer zat een luik en via het luik en een trap kon je naar beneden. Mijn vader had voor dat luik iets slims bedacht. In het deksel van het luik was één van de hoeken uitgezaagd, zodat je je vingers erin kon steken om hem op te tillen. En om dat tillen voor mij als kind nog eenvoudiger te maken, had mijn vader een draad gespannen dat via een katrol aan een balk naar een gewicht achter een kast liep. Wat ik mij nog scherp herinner, is dat het gewicht in een zak zat met de tekst ‘KORFBAL’, wat geen toeval kan zijn, want mijn vader was een fanatiek korfballer. Ik was overtuigd om dit beeld te maken, los van het feit dat ik voor de daadwerkelijke opdracht geen goed idee had om mee verder te gaan. Daarom ben ik zo eigenwijs geweest om dit te maken, waarbij ik de oorspronkelijke opdracht heb losgelaten. Ik bouwde het luik en de constructie met de katrol en de kast na in zwart geschilderd MDF. Uiteindelijk heb ik veel geleerd van deze opdracht, niet alleen door de innerlijke strijd die ik moest leveren, maar ook omdat het resultaat in goede aarde viel bij mijn 2 praktijk docenten van het eerste blok. Dat had ik niet verwacht.
In 2013 deed ik een ‘ontdekking’, als je het zo wilt noemen. Ik stuitte bij toeval op het licht- en vuilspoor van een klok op een stuk behang. Dat spoor bracht me op het idee om een typologie te maken van door menselijke activiteit en het verstrijken van de tijd veroorzaakte sporen in een woning zoals slijtplekken, vlekken en vergelijkbare zaken.
Mijn idee voor mijn eindexamenwerk was  een één op één reconstructie van een deel van mijn vroegere ouderlijk huis. In eerste instantie dacht ik aan de wc. Ik vind de wc een bijzondere ruimte omdat het een plek is waar je even tot rust kan komen. Ik beleef de wc ook als korte pauze- of denkruimte, om tot mezelf te komen en na te denken. Mijn bezwaar was dat de na te bouwen wc wat klein was. Ik besloot er een deel van de gang aan te verbinden. Het materiaal voor de constructie ontdekte ik begin studiejaar 2013/2014 in Eindhoven, in een bronsgietwerkplaats, waar brons en aluminium wordt gegoten. Daar zag ik dat ze een mengsel van zeer fijn zand en furaanhars gebruikten om mallen te maken voor het gieten van brons en aluminium. Met dat mengsel heb ik in 2014 mijn één op één reconstructie van de vroegere gang in mijn ouderlijke huis gebouwd. Uiteindelijke heb ik hiervoor 4 m3 zand gebruikt. ( 1m3 = 1600 kg). Dat is in totaal 6400 kg zand. Het mengen en storten van het zand was een uitputtingsslag, maar het is uiteindelijk met de hulp van vrienden gelukt.
\\Je lijkt erop uit om bij een bepaalde thematiek een bepaald materiaal en een bepaalde behandeling van dat materiaal te zoeken en trouwens ook andersom, bij een materiaal en een behandeling, een thematiek. Het gaat om tot de verbeelding sprekende verbindingen die vanzelfsprekend lijken, hoewel ze dat misschien niet zijn. Zie ik dat juist?
Zoiets zou je kunnen zeggen. In Arnhem werkte ik met ruimte, donker en licht en zo immaterieel mogelijk. Op het Sandberg Instituut onderzocht ik ruimte, materiaal en modellen. Mijn eindexamenwerk, The Reminding Remains, gaat over herinnering. Dat onderwerp is onder andere aangesneden door de schrijver George Perec, die ik net al noemde, en door Roland Barthes. Iets reconstrueren uit je herinnering, een herinnering een materiële vorm geven, is in dat licht beschouwd een opmerkelijke onderneming. Je geeft iets wat van aard immaterieel en veranderlijk is, een vaste, gestolde vorm. Daarmee lijk je de aard en de betekenis ervan te ondermijnen en te perverteren en toch, of juist daardoor, is het fascinerend om het te wagen. Dat het materiaal, het kruimelige en van kleur veranderende mengsel van furaanhars en zand, en de behandeling ervan, het storten, aansluiten bij het thema, lijkt me voor zich spreken.
\\Wat trok je aandacht tijdens je werkperiode in de bunker?
De niet-menselijke schaal van het gebouw, het feit dat bunker en terrein niet toegankelijk zijn voor het publiek, en, als het gaat om materiaal en vorm, de sporen van de oorspronkelijke bekisting die aan de buitenkant van de bunker in het beton zijn achtergebleven. De luchtgaten die van de buitenzijde, iets boven de grond zichtbaar zijn, vind ik ook interessant, net als de stalen deuren. Hoe ik dat wil verwerken, daar ben ik nu, na vier maanden, nog niet helemaal uit. Ik heb van buiten alles opgemeten, tekeningen gemaakt, ideeën en indrukken genoteerd en tenslotte modellen gemaakt van de bunker zelf en het verdwenen kantoor bij de ingang van het complex. Er is over de bunker – officieel heet de in 1957 gebouwde constructie het ‘opjaag en boosterstation 5 VEP’ – ooit op internet geschreven door een medewerker van defensie. Op http://airbornearnhem.nl/WillemTiemens/5VEP.htm  geeft de medewerker aan dat sloop van het gebouw en egalisering van het terrein het meest aannemelijke eindpunt vormen. Dat denk ik ook. Als de bunker er niet meer is, zal ik het nu verzamelde materiaal kunnen gebruiken om een herinnering of monument te maken, een aandenken aan een stuk verdwenen Koude-Oorlogsarchitectuur.

 

 

gerelateerde kunstenaars WERKPERIODE ELEJAN VAN DER VELDE