Expositie
WERKPERIODE WILLEKE VAN RAVENHORST
studio omstand
- Geheime Bunker werkperiode: mei, juni 2014
- https://nl.pinterest.com/geheimebunker/wn-van-ravenhorst/
- PULSE 16: Accuruimte , Perspectives
- www.wnvanravenhorst.com
IK TEGEN 20 MILJOEN MONSTERS
Interview door Peter Nijenhuis, 18-06-2014
Willeke van Ravenhorst studeerde in 2013 af aan de afdeling Fine Art van ArtEZ in Arnhem. In april, mei 2014 werkte ze op uitnodiging van Omstand in de Geheime Bunker.
\\ Wat vond je van de bunker toen je er de eerste keer kwam?
Eerlijk gezegd vond ik het een moeilijke plek. Dat had te maken met de militaire geschiedenis van het bouwwerk, het feit dat de bunker werd gebouwd aan het begin van de Koude Oorlog, maar zeker ook met de huidige, vervallen toestand ervan en het door een brand geblakerde interieur. De Bunker is verbonden met een hele reeks zaken die visueel, tastbaar en historisch van aard zijn. Het betreden van de ruimte roept onvermijdelijk allerlei associaties op die misschien wel terecht zijn, maar mijn werk als kunstenaar in de weg zitten. Ze veroorzaken een hinderlijke ruis die ik in mijn werk juist uit weg probeer te nemen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat mijn werk voor een deel voortkomt uit het probleem van de ruis. Omdat ze nu eenmaal op verschillende manieren door mensen worden gebruikt, hangen aan ieder woord en beeld meerdere betekenissen. Die betekenissen sluiten niet altijd keurig bij elkaar aan. Dat laatste maakt het spreken en het gebruiken van beelden lastig en diffuus. Waar hebben we het over als we dit of dat woord of beeld gebruiken en zie of hoor jij wat ik wel of juist niet met een woord of beeld wil overbrengen? In het gewone, dagelijkse leven zal je met de ruis van meerduidigheid en miscommunicatie moeten leven. Maar als kunstenaar wil ik een poging doen om eraan te ontsnappen en boven de ruis uit te komen. Dat doe ik door me in mijn werk te richten op de ruimte-ervaring en door ook de toeschouwer min of meer te dwingen zich daar op te focussen.
\\ Maar wat maakt ruimte-ervaring als verschijnsel anders en vrij van ruis?
Ik heb al jaren een ansichtkaart in mijn la liggen van een werk van Caspar de Crayer, een Vlaamse schilder uit de zeventiende eeuw. De titel van het op de ansicht afgebeelde schilderij luidt Kopstudie van een jonge moor. Het moet ergens in de jaren dertig van de zeventiende eeuw zijn geschilderd. Als ik naar de ansicht kijk, ben ik onwillekeurig in gedachten aan het spiegelen. De op het schilderij geportretteerde persoon is een man, ik een vrouw. De geportretteerde is donker, ik ben blank. Als je even door piekert zit je in gedachte al snel bij de slavenhandel. Want komt iemand uit Afrika in de jaren dertig van de zeventiende eeuw vrijwillig in Vlaanderen terecht of zat daar wat anders achter? Met dat soort overdenkingen en vragen wil ik in mijn werk niet bezig zijn. Het gaat me om een toestand waarin dat soort zaken er niet meer toe doen, een toestand waarin ik of jij los en vrij zijn van de ons in het dagelijkse leven toebedeelde rollen en het gewicht van autobiografische toevalligheden. Ik denk dat zoiets gebeurt als je je concentreert op het ervaren van ruimtes en ruimtes wilt zien als abstracte lichamen. Wie je bent en alles wat je meedraagt, lijkt er dan niet, of in ieder geval aanzienlijk minder, toe te doen. Het realiseren van zo’n toestand leek me bij mijn eerste bezoek aan de bunker niet zo eenvoudig, om niet te zeggen onmogelijk.
\\ Kun je dat uitleggen?
Tot nu toe werkte ik altijd in ruimtes waar het niet moeilijk was om een begin te maken. Wat ik met het spannen van draden doe is tekenen in de ruimte en dat tekenen is altijd een reactie op de ruimte zelf. Een ruimte, hoe simpel ook, is nooit een gegeven dat overal en vanuit ieder standpunt hetzelfde is. Ruimte en de ervaring van ruimte zijn in mijn ogen dynamische gegevens. Hoe kaal of simpel ook, in iedere ruimte zijn plekken waar meer en andere dingen gebeuren dan elders in die ruimte. Die dynamiek kan heel sterk en inspirerend zijn zoals in het Rozetgebouw, waar ik een installatie uit een aantal kleine werken heb gemaakt in een van de vitrines in het trapportaal op de derde verdieping. De volumes en lijnen van het trapportaal, de aangrenzende binnenruimtes en de buitenruimte lijken onder invloed van het licht voortdurend nieuwe verbindingen aan te gaan. In mijn werk probeer ik dat soort plekken door het trekken van draden of het ‘tekenen’ met draad aan te duiden en te verhevigen. Je schept en suggereert door te tekenen met draad nieuwe verbindingen en nieuwe volumes. Die nieuwe volumes scheppen op hun beurt nieuwe restruimtes. In sommige werken heb ik door te tekenen ook geprobeerd om de punten of plekken waar veel gebeurt te verplaatsen door ze bijvoorbeeld te spiegelen. Door te tekenen met draad dwing je de b ezoeker bovendien om een bepaald pad te volgen. Bepaalde standpunten kunnen wel of niet worden ingenomen. Ook dat beïnvloed de ervaring van een ruimte en het beeld dat die ruimte oplevert. Het tegendeel van zo’n situatie – een verlammende visuele afgrond – was ik tot nu toe niet tegengekomen. Toen ik de bunker betrad stond ik er evenwel oog in oog mee: een orkaan van visuele herrie. Het was ik tegen 20 miljoen luidruchtige monsters. Hoe kreeg ik die stil?
\\ En?
Ik moest iets bedenken, een sluw plan. Na lang piekeren bedacht ik dat ik het zo simpel en helder mogelijk moest houden. De bunker heeft de vorm van een balk, een helderde geometrische vorm, en als ik de ruis wilde overstijgen, moest ik in de bunker een werk maken dat op een of andere manier met die vorm communiceerde. Dat werk moest op foto overdraagbaar zijn, want bezoekers worden in de bunker niet toegelaten. Met dat idee ben ik aan de slag gegaan. Binnen is de bunker opgedeeld in twee balkvormige ruimtes, gescheiden door een wand met openingen. Beide ruimtes heb ik eerst door mijn camera uitvoerig bekeken. In de eerste ruimte heb ik vervolgens op een paar meter afstand van mijn camera met touw een vierkant in de ruimte gespannen en een paar meter daarachter nog een vierkant dat, door de camera bekeken en op een foto, met het eerste vierkant samenvalt, maar in werkelijkheid natuurlijk groter is. Die perspectivische vertekening of speling is een gewild deel van het werk. In de tweede ruimte heb ik met draad twee tetraëders getekend of gesuggereerd. In beide gevallen denk ik dat het me gelukt is om een stap te maken in de richting van rust en verheldering. Niet meer de in de bunker aanwezige visuele herrie voert de boventoon, maar de interactie tussen de geometrische vorm van de bunker en de geometrische lichamen daarbinnen.