Expositie
WERKPERIODE HANS WALRAVEN
studio omstand
- Geheime Bunker werkperiode: okt. t/m dec. 2015
- https://nl.pinterest.com/geheimebunker/hans-walraven/
- PULSE 12: Accuruimte, Tijdelijke Dependance voor de Wereldvrede
- PULSE 20: Turbinekamers – Hans Walraven (solo)
– Ik schilder, mijn werk is noch figuratief noch abstract te noemen, ik ben waarlijk een materiaal realist – - www.hanswalraven.nl
Wereld Vrede, een project met een diepe zucht
Interview door Peter Nijenhuis, feb. 2016
Hans Walraven (1962 Wamel) studeerde van 1985 tot 1990 Vrije Kunst aan wat toen de Hogeschool voor de Kunsten Arnhem heette, en tegenwoordig de afdeling Fine Art van ArtEZ. Hij is beeldend kunstenaar en was voorheen een van de drijvende krachten achter Konijn 2000 en de Arnhemse Melksalon.
\\ Over je werk: Je gebruikt het schilderij, zou je kunnen zeggen. Je brengt op schildersdoek bijvoorbeeld een grondlaag aan van epoxyhars en daar plak en stort je dan van alles op: van tevoren op glas geprepareerde penseelstreken van acrylverf, resten kunststof, behang en bouwmaterialen. Aldus ontstaat een schildersdoek met in sommige gevallen een gladde en glanzende huid, al of niet met de toevoeging van een plak acrylverf. In weer andere gevallen ontstaat iets wat meer weg heeft van een reliëf. In alle gevallen lijk je het schildersdoek met al die lagen acryl en hars af te sluiten. Hoe moet je dat als toeschouwer uitleggen? Kun je bijvoorbeeld zeggen, dat je, door het bedekken en afsluiten van het schildersdoek, op een moedwillige wijze de deur sluit voor de door de traditie aangereikte mogelijkheden van de letterlijke en overdrachtelijke diepte die het schildersdoek biedt?
Mijn werk komt niet voort uit hoogdravende theorieën . Ik weet wat er in de loop van de tijd is geschilderd en wat dat betekent voor iemand als ik, die aan het begin van de eenentwintigste eeuw nog een schilderij probeert te maken. Maar voor het overige sta ik met beide benen op de grond. Ik beschouw mijn werk niet als abstract of figuratief, maar als het resultaat van echte gebeurtenissen. Die echte gebeurtenissen zijn onder andere de verfstreken die ik aanbreng op glas en dan laat drogen om ze vervolgens aan te brengen op het doek. Dat doe ik niet om een mogelijke diepte te bedekken of het werk af te sluiten van de traditie, wat dat ook mag betekenen. Mijn manier van doen is een voor mij werkbare manier om te schilderen. Ik begin een werk meestal met het aanbrengen van de verfstreken op glas. Daarmee maak ik dan een compositie op het geprepareerde schildersdoek. Door zo te werken schep ik distantie en die distantie vind ik interessant. Als ik met een kwast direct op het schildersdoek zou schilderen, zou het er totaal anders uitzien. Het gaat me om het schilderkunstige. Waar ik naar zoek, is een esthetisch effect dat ik nog niet ken, maar dat me verrast als het onder mijn handen zijn vorm aanneemt.
\\ Welke rol speelt het toeval daarbij?
Er zijn werken waarbij het toeval geen rol speelde. Op een dag dacht ik, om een of andere reden die me niet meer bijstaat, aan die rode, slingerende lijntjes die je op oude superacht-filmpjes ziet. Dat leek me een goed onderwerp voor een schilderij. Ik zag een soort grote verfstreep voor me en daaruit ontstond Kodak, een werk dat zich nu in de collectie De Groen bevindt. Kodak kwam in één keer tot stand. Ik bracht, kort samengevat, want in werkelijkheid nam het de nodige tijd in beslag, een lange, rode verfstreek aan op glas, prepareerde een doek en bracht de rode streep over op het geprepareerde doek. Zo zonder herzieningen en dwarsstraten gaat het niet altijd. Van te voren op glas geprepareerde verfstreken spelen een belangrijke rol in mijn werk, maar ik pas daarnaast nog een hele reeks andere technieken en materialen toe. Ik heb bijvoorbeeld een manier ontwikkeld om acrylverf te laten schuimen met behulp van een luchtpomp. Epoxyhars gebruik ik niet alleen als onderlaag, maar, vermengd met pigmenten, ook als tussen- en bovenlaag. Sommige schilderijen, zoals Michael Jackson en Hieronymus, maakte ik halverwege met water nat om ze vervolgens in plastic te wikkelen en een maand of twee te laten schimmelen. Het gebruik van dat soort ingrepen, technieken en materialen kan ik behoorlijk sturen. Zo handig ben ik inmiddels wel geworden. En toch heb ik niet alles in de hand. Als ik een laag epoxyhars als bovenlaag aanbreng op een doek, dan kan ik die laag nog ongeveer twaalf uur bewerken met en kwast vóór hij droog is. Of het doek er na die twaalf uur goed uitziet en de randen van het doek, die voor mijn werk van veel belang zijn, er ook echt goed uitzien, blijft een kwestie van geluk hebben, toeval dus.
\\ Zoek je het toeval op?
Ik struikel over dingen, maar breng ook moedwillig zaken in het spel; het einde van een rol stof die ik op de markt koop bijvoorbeeld, met die typische opdruk en dat typische kleurverschil. Zoiets kom je toevallig tegen en op een of andere manier kan ik het niet laten om dat een plaats te geven in mijn werk. Dat schept dan weer allerlei problemen. Want hoe maak je, als je zo’n toeval gebruikt in combinatie met andere dingen, een goed schilderij? Hoe verbind je, op een manier die logisch en elegant is, de dingen die je in een werk bij elkaar hebt gebracht? Hoe los je dat schilderkunstig op? Ook daarbij maak ik gebruik van het toeval. Ik probeer ingrepen te doen, bijvoorbeeld door een plank of een plak acryl toe te voegen. Ook al neem je dat soort toevoegingen later weer weg, op een of andere manier helpt dat je werk toch verder. Ik heb een keer gelezen dat ze bij Motown in de jaren zestig en zeventig hun opnames mixten met de vreemdste geluiden. Ze sloegen bijvoorbeeld met een ketting op een muur om met dat geluid als toevoeging een nummer tot een eenheid te maken en de eindopname iets extra’s en onbenoembaars te geven. Naar die ketting ben ik ook voortdurend op zoek, die ene ingreep die het werk verandert in een geheel dat voor zich spreekt.
\\ In sommige van je vroegere werken gebruikte je sloopmateriaal op een wijze die leek te refereren aan de afgeleefde buitenwijken waar je je atelier had. Heb je daar wat mee?
Verwaarlozing, dat heeft wat. Ik kan op het platteland echt opgaan in het bekijken van verwaarloosde stukken grond; plekken waar ooit een akker of boomgaard was die weliswaar is verdwenen, maar waarvan de vroegere aanwezigheid aan de resten nog altijd is af te lezen. Ik kan ook opgaan in wat ik zie als ik naar bijvoorbeeld Luik rij, de verlaten industriepaleizen en de in staat van verval verkerende infrastructuur. Wat me in die verwaarloosde terreinen en gebouwen aantrekt, is het gevoel van ruimte. Ik bedoel dat er van alles mogelijk is, hoewel, of juist omdat, er niets gebeurt en niemand er ogenschijnlijk een aanspraak op maakt. Mijn belangstelling is overigens puur romantisch. Ik kijk er geboeid naar, maar rij vervolgens even makkelijk weer verder.
\\ Je maakt behalve schilderijen ook installaties. Sommige daarvan hebben de trekken van anonieme seksplekken, weer andere installaties refereren aan de politieke turbulentie rond het optreden en de gewelddadige dood van Pim Fortuyn. Wat is de verbinding tussen die twee?
Die is er niet. Wat jij ‘anonieme seksplekken’ noemt, wat ik wel begrijp, noem ik ‘schemergebied’ of ‘servicepunt’. Die heb ik gemaakt voor openbare parken en plantsoenen. Je hebt allerlei manieren om een park te gebruiken en ook allerlei aanwijsbare publieksgroepen die dat op die manieren doen. Mijn plan was om een nieuwe, nog niet aanwijsbare groep uit te nodigen om mijn plekken op hun manier in gebruik te nemen. Ik zie die plekken overigens als werk in uitvoering, een soort schilderen. Ze hebben iets wat ook ik op het platte vlak tot uitdrukking probeer te brengen. Mijn werken die aan het optreden van Pim Fortuyn refereren, nemen weer een andere plaats in. Een van die werken is Ode aan een Kunstenaar, want Fortuyn heb ik altijd meer gezien als een kunstenaar dan als een politicus. Ode aan een Kunstenaar en vergelijkbare werken zijn een onderdeel mijn Wereld Vrede-project, een parallelactie naast mijn andere, vooral schilderkunstige werk.
\\ Kun je uitleggen wat het Wereld Vrede-project behelst en waarom je wereldvrede niet aan elkaar schrijft, zoals het hoort, maar als twee woorden?
Dat laatste heb ik op een keer gedaan en daarna heb ik het maar zo gelaten Als twee woorden geschreven, en ieder woord beginnend met een hoofdletter, ziet ‘wereldvrede’ er typografisch trouwens ook beter uit, vind ik. Als zodanig past het wel bij het project. Wereldvrede is een wat onbenullig begrip. Welk serieus mens gebruikt het of gelooft er nog in? Het is meer iets voor de Miss World-verkiezingen, waar al die meisjes een statement moeten maken en dan vol vuur betogen dat wereldvrede hun hartstochtelijke wens is. Je zou ze bijna gaan geloven, schattig is het wel. Wat mij betreft staat mijn Wereld Vrede-project voor de warrigheid van de politieke gebeurtenissen van deze tijd, dat mengsel van poppenkast, schijn, feit, fictie en reële slachting. Hoe kom je er nog achter wat de waarheid is en wat je als eenling nog zou kunnen doen voor een betere wereld. Mijn Wereld Vrede-projecten zijn zaken die ik móét doen. Ik reageer als kunstenaar op de actualiteit, in weerwil van mijzelf. Het zijn zaken waar ik steeds met een diepe zucht aan begin.
\\ Je hebt de Geheime Bunker gebruikt als dependance voor de Wereld Vrede, wat hield dat in?
De Geheime Bunker is een veelzeggende plek. Het is een overblijfsel van de Koude Oorlog, gebouwd in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Inmiddels staan we bijna voor een nieuwe Koude Oorlog. Ik heb bij de bunker mijn Gazpromvlag geplant. Gazprom sponsort de Champions League en is zo’n beetje het bezit van president Poetin. Dat alles tekent hoe krom de zaken in elkaar zitten. In de Geheime Bunker heb ik me overgeleverd aan de warrigheid. Ik heb me druk gemaakt. Ik heb me opgewonden over Zwarte Piet en ik ben aan de haal gegaan met de loze kreten die in het verleden, toen de Bunker door krakers in bezit was genomen, op de muren werden gekalkt. Ik heb ook allerlei berichten verstuurd, alles in het volle beseft dat alle drukte, alle energie die ik eraan besteedde, niets, maar dan ook niets zou opleveren. In die opzet ben ik fantastisch geslaagd.
\\ Je hebt in de Geheime Bunker een monument opgericht voor Poncke Princen, een Nederlander die tijdens de koloniale oorlog deserteerde en overliep naar de Indonesiërs.
Princen werd in 1946, dus vlak na de het einde van de oorlog in Europa, tegen zijn wil en onder politiebegeleiding naar een schip gebracht richting Indonesië. Met andere jonge mannen werd hij gedwongen om de opstand van de Indonesiërs te onderdrukken in de zogenaamde ‘politionele acties’, die in weerwil van hun fraaie en verzachtende naam zo’n 150 duizend Indonesiërs het leven kostten. Dat Poncke Princen weigerde daaraan mee te werken, is te prijzen. Dat hij zich aansloot bij de Indonesische opstandelingen en met hen meevocht tegen de Nederlandse koloniale bezetter, zou je een daad van verzet kunnen noemen. Na de Indonesische onafhankelijkheid is Poncke Prince zich blijven inzetten voor de mensenrechten. Hij kwam door zijn kritische houding in aanvaring met de Indonesische autoriteiten en werd verschillende keren gearresteerd en gevangen gezet. Dat Princen vele jaren later wegens desertie niet werd toegelaten tot Nederland, vind ik beschamend. Gelukkig wordt er over de hele kwestie nu anders gedacht en zijn er tegenwoordig Nederlandse rechters die Indonesiërs compensaties toewijzen voor door Nederlandse militairen tijdens de koloniale oorlog begane misdaden. Het monument voor Poncke Princen is inmiddels van de Geheime Bunker naar een voor het publiek verborgen plek in Sonsbeekpark verhuisd. Ik wacht af of er ooit ergens in Nederland voor Poncke Princen een zichtbaar herdenkingsmonument komt.