Expositie

WERKPERIODE AXEL DE MARTEAU

studio omstand

 

‘Binnen en buiten’
Interview door Peter Nijenhuis, 10 nov. 2017
Axel De Marteau (Wilrijk, 1994) behaalde tussen 2012 en 2016 zijn bachelor- en masterdiploma Beeldende Kunsten met als specialisatie fotografie aan Sint Lukas in Brussel. In juli en augustus 2017 was hij werkzaam in de Geheime Bunker.
\\ Waarom begon je aan de studie in Brussel?
Wat me trok was de mogelijkheid om me in Brussel aan Sint Lukas te verdiepen in analoge fotografie. Dat wilde ik zo’n vijf jaar geleden, toen ik aan mijn studie begon, beter leren kennen. Het ging me om de gevoeligheid van analoge fotografie als medium, het meditatieve van het ontwikkelen van je films en de wijze waarop analoge fotografie contrasteert met digitale fotografie. Ik zou nog wel meer dingen kunnen noemen. Het feit bijvoorbeeld dat je maar 15 negatieven op een film hebt, althans op de films die ik gebruik voor mijn huidige camera, en dat er na het nemen van de foto ook niet direct een beeld voorhanden is. Als je analoog werkt kun je niet zomaar op de knop blijven drukken. Er zijn bepaalde dingen en omstandigheden waar je rekening mee dient te houden. Ik moet overigens zeggen dat mijn werk wat dat betreft ook weer niet overdreven bedachtzaam is. Ik werk gewoonlijk met een uitgangspunt. Dat kan een formeel of inhoudelijk aspect zijn van vorig werk, een tekst die ik heb gelezen of een bepaald thema. Vanuit zulke kaders maak ik allerlei kleine en grote reeksen van werken. Bij dat alles volg ik echter ook mijn impulsen, gewoon om te kijken wat ervan komt. Ik was deze zomer in Utrecht waar midden in de stad een libelle voorbij vloog. Die ben ik zonder daar verder lang over na te denken achterna gegaan. De foto’s van de libelle heb ik nu samengebracht in een boekje. Dat intuïtieve is een niet onbelangrijk deel van mijn manier van doen. In de buurt van de Geheime Bunker stak een kabel uit de grond. Die heb ik gebogen tot een ovaal. Niks bijzonders, zo’n ovaal is een beetje een flauwe en banale vorm. Maar als je die vorm fotografeert en overbrengt naar een fotografische ruimte, is er dan iets van te maken?
\\ Is dat de benadering die je tijdens je studie aan Sint Lukas hebt ontwikkeld?
Mijn studie aan Sint Lukas was heel inspirerend. Ik had daarvoor in Mechelen technisch secundair onderwijs gevolgd, zeg maar een middelbare school met iedere week acht lesuren fotografie. Ik was zeventien en ik dacht dat ik een aardige basis had. Die had ik ook wel, maar dan op technisch vlak. In Brussel bevond ik mij als zeventienjarige opeens in een omgeving waarin niet het technische, maar het artistieke primeerde. Ik moest als student een standpunt innemen en een eigen artistieke beeldtaal ontwikkelen. Docenten stelden voor mij op dat moment moeilijke vragen. En bij dat alles speelde de kunstgeschiedenis ook nog eens een rol. Dingen die ik tot dan toe onnadenkend had gedaan, moesten in Brussel opeens worden overdacht. In het eerste jaar van mijn studie in Brussel hield ik me nogal braaf en traditioneel bezig met straat- en documentairefotografie. In de bibliotheek van Sint Lukas, waar ik veel tijd heb doorgebracht, ontdekte ik het intrigerende werk van voor mij nog onbekende kunstenaars en fotografen: Robert Adams en Saul Leiter onder andere. Dat heeft zo zijn invloed op me gehad. Het werk van Robert Adams en de new topographics brachten het in de twintigste eeuw sterk veranderende Amerikaanse platteland, het sub-urbane en urbane in beeld met alle overgangen daartussen. Voor mij is het verblijf buiten in de natuur altijd belangrijk geweest. Die voorkeur voor het buiten heb ik in het tweede en derde jaar van mijn studie gebruikt voor het ontwikkelen van mijn beeldtaal. Ik kampeerde onder andere in de Ardennen en maakte er lange wandelingen. Mijn foto’s waren de weerslag van deze omgevingsverkenningen. Wat me meer en meer trok waren de dichtbegroeide plekken van het woud, waar de natuur ogenschijnlijk een eigen ruimte, een eigen cocon schept.
\\ Je begon je eigen beeldtaal te ontwikkelen?
Ja en tegelijkertijd sloeg de twijfel toe. Wat moet ik eigenlijk met mijn werk en hoe moet ik verder. Om me aan de twijfel te ontworstelen, maakte ik zoals gewoonlijk lange wandelingen. In de buurt van Eupen, in de omgeving van het stuwmeer, kwam ik in een tamelijk klein stuk bos terecht. Een dergelijk bos had ik nog nooit gezien. Het leek alsof het uit allerlei lagen bestond en alsof ik er, al wandelend, telkens een nieuwe schil betrad. En dat, zoals gezegd, op een tamelijk klein oppervlak. Met de beelden van dat stuk bos ben ik het verdere derde jaar, tot aan het behalen van mijn bachelordiploma, bezig geweest. Ik heb onder meer de beelden achter elkaar geplaatst zodat er een film ontstond en filmemulsie in lagen van de film gekrast om de gelaagdheid van het bos zelf op de voorgrond te plaatsen. Ik heb veel geprobeerd, maar niet alles waar ik mee bezig was, wierp vruchten af. Toch heb ik met een deel van wat er uit mijn handen kwam mijn eindexamenexpositie ingericht. Je kunt je voorstellen dat ik de bossen helemaal zat was toen ik het jaar daarop aan mijn masteropleiding begon. Mijn primaire interesses waren dezelfde gebleven. Wat me in de eerste drie jaar van mijn studie naar de bossen trok was de notie van natuur en de notie van ruimte zoals die door de natuur wordt geschapen. Belangstelling daarvoor heb ik nog steeds. Maar ik voelde in mijn vierde studiejaar de dringende behoefte om mijn werkterrein te verleggen naar mijn eigen omgeving, dat wil zeggen naar de stad. Ik verbleef een tijd in Londen waar het me opviel hoe de architectuur daar is vervlochten met parken en tuinen en hoe allerlei dieren de stad gebruiken als verblijfsplaats. Londen is een uitgelezen studieterrein voor wat me al heel lang boeit: de altijd van gezicht wisselende grens tussen het buiten van de natuur en het binnen van de architectuur. Om erachter te komen hoe die twee in elkaar grijpen, ben ik onder andere natuurhistorische musea en dierentuinen gaan bezoeken en ben ik me in mijn werk gaan richten op het motief van het raam en de effecten van het weer. De interactie tussen stad, natuur, raam en weer vormde het kader van de expositie As a bird dives down the water waarmee ik in 2016 afstudeerde als master. Deel van de expositie waren opnames van vallende sneeuw en een performance waarbij ik in en uit bouwsels van piepschuim kruip.
\\ Hoe raakte je betrokken bij het project De Geheime Bunker?
Rond mijn eindexamen had ik het druk met het maken van werk en het exposeren ervan. Een tijd na mijn afstuderen viel dat plotseling stil. Ik heb toen een motivatiebrief geschreven om deel te nemen aan het project in de Geheime Bunker. Wat ik in die brief aanvoerde waren de onderwerpen die ik al noemde, zoals mijn belangstelling en mijn onderzoek van de verwevenheid en de wisselwerking tussen de natuurlijke en architectonische ruimte. Blijkbaar werd dat interessant gevonden. Ik ben in juli 2017 begonnen in de Bunker. De eerste dagen was het mooi weer. Toen begon het te regenen. Alles ging mis. In de naast de Bunker opgestelde caravan waar ik sliep, drong een kolonie mieren door de wanden en verspreidde zich over het aanrecht, de vloer en het plafond. Nadat ik alle gaten in de wanden van de caravan had dichtgestopt en een einde had gemaakt aan de miereninvasie, kwamen de muizen. Volgens mijn vriendin waren de muizenholletjes in de anti-schokwal rond de Bunker door de regen volgelopen met water. De muizen zochten een droog heenkomen: de caravan. Op een gegeven moment werd in ’s nachts wakker omdat er een muis over mijn buik liep. Ik zette mijn tent op om van de muizen in de caravan af te zijn, maar ’s avonds en ’s nachts zag en voelde ik allemaal kleine bewegende bolletjes onder het tentzeil. Op een geven moment had ik geen zin meer in al die muizen en ben ik teruggegaan naar Brussel. Daar heb ik mijn films ontwikkeld en heb ik eens goed nagedacht. Ik kwam tot de conclusie dat ik geen focus had, geen bruikbaar idee of onderwerp van onderzoek om mijn verblijf in en bij de Bunker een zinnige invulling te geven. Uiteindelijk ben ik gaan pendelen tussen de Bunker en Utrecht, waar de zus van mijn vriendin woont. Ik gebruikte de bunker als uitvalbasis voor bezoeken aan de Veluwe. Tijdens die bezoeken kwam ik op ideeën. Een daarvan was het bouwen van torens van suikerklontjes. Een andere idee was het vouwen van bootjes van de pagina’s van het in Nederland en België gratis verspreidde kunsttijdschrift De Witte Raaf. Wat me boeit is hoe zo’n bootje zich in het water volzuigt, wordt opengevouwen en zijn oorspronkelijke vorm aanneemt.
\\ Wil je die torens en bootjes fotograferen?
Nee daar is het mij niet om te doen. Ik wil nu torens van suikerklontjes bouwen en proberen om een grote boot van papier te vouwen als doel op zich. De volgende stap heb ik nog niet in mijn hoofd.
\\ Wat laat je zien in de ruimte van Omstand, het 5VEP Museum dat bestemd is om de resultaten te tonen van de residencies in de Bunker?
Ik heb een maand geleden een tentoonstelling ingericht in een vitrine in Sint Lukas. Voor die tentoonstelling heb ik onder andere de foto’s bij elkaar gelegd die ik in de Bunker maakte en tijdens mijn uitstapjes in de omgeving. De gesloten vorm van de vitrine bood me een mooie gelegenheid om in te gaan op de thema’s die inmiddels de spil vormen van mijn werk, zoals de territoriale afbakeningen tussen binnen en buiten en de ruimtes zoals ze worden geschapen door natuur en architectuur. Om het ruimtelijke van de vitrine te versterken heb ik sommige van mijn fotoprints in een knik over vloer en wand aangebracht. In 5VEP wil ik bij die ruimtelijke en formele aspecten aanknopen om ze verder te ontwikkelen. 5VEP is een hoge ruimte, waarvan de vloer en een deel van de wanden is betegeld. Het centrum is een enorme betegelde bak, waar je omheen kunt lopen. Die bak in het centrum sluit ik af voor het publiek om er mijn prints tonen en de materialen die op die prints een rol spelen. In de bak contrasteren gefotografeerde ruimtes met ter plekke geconstrueerde, daadwerkelijke ruimtes van hout en suikerklontjes, materialen zoals een aantal houten planken en foto’s van materialen. Mijn beslissing om het centrum uitsluitend als presentatieruimte te gebruiken en het publiek daarom heen te laten bewegen is een ruimtelijke ingreep. Ik verander het circulatieplan en transformeer de bak in het midden tot vitrine.

 

gerelateerde kunstenaars WERKPERIODE AXEL DE MARTEAU