studio omstand
RECHTSTREEKS REAGEREN
Interview door Peter Nijenhuis, mei 2013
Ronald de Ceuster (Breda 1960) studeerde in de jaren tachtig en begin jaren negentig aan de Academie voor Woord en Gebaar in Utrecht en aan de Kunstacademie in Arnhem, afdeling Vrije Kunst. Hij is de initiatiefnemer van het project Borrowed Spaces en nam deel aan de Biënnale Gelderland 2012 en de tentoonstelling Space Drawings die begin 2013 werd geopend in Kunsthal Kade in Amersfoort. In het voorjaar van 2013 werkte Ronald de Ceuster in de Geheime Bunker.
\\ Je tekent met purschuim ruimtes over. Zelf spreek je van ‘betekenen’. Waarom doe je dat?
Dat is niet zo simpel te zeggen. Overtekenen of betekenen deed ik al als kind: strips, landkaarten en dat soort dingen. Lekker met een potlood iets natrekken op overtrekpapier. Het is geruststellend en ontspannend. Ik denk dat de reden dat ik nu ruimtes overteken te maken heeft met mijn verlangen om ruimtes te verkennen, ze te begrijpen en ze me op die manier eigen te maken. Ik ben opgegroeid in Breda in een gezin met vijf kinderen. In de zomer gingen we naar Breskens. Daar huurden mijn ouders een zomerhuisje. Mijn opa en oma en mijn tantes gingen ook mee. Op de eerste dag maakten de vrouwen dat zomerhuisje schoon. Niet dat het er vuil was, maar ik denk dat dat schoonmaken een soort rituele verkenning was van het vakantiehuis. Na het schoonmaken kon het bewoond worden.
\\ Hoe ga je te werk?
Wat me interesseert zijn de ribben van een ruimte, de hoeken en naden. En ik heb iets met patronen en rasters: het patroon van een parketvloer bijvoorbeeld, de spijlen van ramen en dakvensters en het patroon van de voegen in muren. Dat soort patronen en rasters plak ik af met tape of plasticfolie. Ik werk met purschuim en purschuim plakt niet op plastic. Als ik een patroon met een pistool heb overgetekend, laat ik het purschuim drogen. Dat kan lang of kort zijn, een dag of een uur. Hoe langer purschuim droogt, hoe vaster het wordt. Als je purschuim na een korte tijd drogen van het plastic of het tape haalt, is het niet stevig. Het zakt, zijgt en vervormt. In sommige werken maak ik daar gebruik van. Voor de Biënnale Gelderland heb ik de stijlen van een dakvenster overgetekend. Het purschuim heb ik een uurtje laten drogen en van de tape gepulkt. Het begon onmiddellijk uit te zakken. Ik zulke gevallen moet je snel nadenken en beslissen. Ik heb het raster aan een paar punten opgehangen zodat het kon drogen en zijn vorm behield.
\\ Je werk is altijd gebonden aan een plek?
Van oorsprong is het inderdaad site specific, zoals dat heet. Ik ging in het verleden naar een ruimte, tekende een ruimte, of delen ervan, over met purschuim, boetseerwas, zilverfolie en dergelijke materialen. Later haalde ik de tekening dan van de muren, vloer of het plafond. Ik legde het resultaat ter plekke of een paar meter verderop neer of ik hing het op. Oorspronkelijk gebruikte ik ook geen verf. Ik werk met professioneel purschuim. Die is er in twee kleuren: groen en roze.
\\ En nu?
Ik werk nog steeds met tape en purschuim en ik beteken, maar mijn werk is vrijer geworden. Ik gebruik graffiti-lak om het purschuim een kleur te geven. Het werk is ook niet meer zo strikt aan de plaatsgebonden.
\\ Wat heb je in de Bunker gedaan?
Ik heb voor het eerst met siliconenkit gewerkt omdat dat minder kwetsbaar is dan pur. Je kunt het langer bewaren. Met siliconenkit en met pur heb ik een traliewerk en een goot met rasters betekend. Ik heb in de bunker ook een aantal foto’s genomen. Die foto’s heb ik uitgeprint en met purschuim overgetekend. Van het raster heb ik weer een ruimtelijk object gemaakt.
\\ Je hebt van een ruimte een foto gemaakt, iets plats, en naar aanleiding van die platte foto weer een driedimensionaal object?
Ja, van 3D naar 2D en dan weer 3D.
\\ En wat heb je in de bunker verder gedaan?
Oscar Lourens, de kunstenaar die eind 2012 voor het eerste project in de bunker werd uitgenodigd, heeft van de bunker zeer nauwkeurige, houten schaalmodellen gemaakt. Die schaalmodellen heb ik betekend. Het zijn objecten geworden die op zich staan en te lezen zijn als omheinde ruimtes.
\\ Maar een tentoonstelling van plaatsgebonden kunst heb je niet gemaakt.
Nee, de bunker is geen voor publiek toegankelijke plek. Het was de bedoeling om mijn werk in de zogenaamde Blitzbar tentoon te stellen. Die bar ligt een paar kilometer verderop, op het voormalige defensieterrein aan de Koningsweg, maar dat vond ik geen goede plek. Om aan mijn bezwaren tegemoet te komen, kreeg ik de beschikking over de ernaast gelegen voormalige leslokalen van de luchtmacht. Die lokalen zijn aardig onttakeld. Instrumenten, meubels en andere zaken zijn uit de vloeren geschroefd en van de muren gebroken. Dat levert allerlei mooie kleurensporen en beschadigingen op. Hier en daar zijn interessante dingen achtergebleven: wastafels en stalenbuizen die je als sokkel kunt gebruiken. Ik heb mijn tentoonstelling ingericht naar aanleiding van de ruimte en wat ik ter plekke aantrof. De betekeningen van de roosters in de bunker heb ik in een van de leslokalen op zo’n sokkel-achtige buis gestapeld. Eigenlijk heb ik gespeeld. Dat laatste is een van de dingen die me de laatste tijd bezighouden. Ik zei al dat mijn werk vrijer is geworden. Naar aanleiding van mijn werk voor de Biënnale Gelderland stelde Flos Wildschut, de curator van de tentoonstelling, dat mijn werk vroeger werd bepaald door de ruimte, maar dat de ruimte nu bepaald wordt door de tekening. Waar ik naar streef is om te werken zoals een kind speelt en ontdekt. Niet iets half doen, niet bezig zijn en tegelijkertijd een vooropgezet plan in je hoofd hebben, maar iets doen en daar op een vanzelfsprekende manier volledig op geconcentreerd zijn, er volledig in opgaan.
\\ Je werk heeft iets nietsigs of niksigs. Staat dat je aan?
Purschuim is kwetsbaar en vergankelijk. Alleen in het donker kun je het langer bewaren. Licht tast het aan. Het weegt bijna niets. Dat lichte en vergankelijke staat me inderdaad aan. Kleine objecten bewaar ik nog wel eens. Groter werk gaat nadat ik het heb tentoongesteld de vuilnisbak in. Waar ik me mee bezighoud zal voor veel mensen ook wel nietsig zijn: hoe een ruimte in elkaar zit, de naden en kieren en welke lijnen bepalend zijn. Maar voor mij schuilt juist in die elementaire en ogenschijnlijk onbeduidende zaken een wereld van schoonheid. Die schoonheid is verwant aan de schoonheid van het kleine gebaar, hoe iemand een kopje koffie oppakt bijvoorbeeld. Bovendien is het verkennen van een ruimte, het mentaal registreren en begrijpen ervan, en het overtekenen met purschuim niet iets statisch, maar iets dynamisch, iets wat altijd anders is.
\\ Je werk heeft ook iets geometrisch en minimalistisch. Het oorspronkelijke Minimalisme, het Amerikaanse Minimalisme van de jaren zestig bijvoorbeeld, verzette zich op theoretische gronden tegen beeldhouwkunstige illusies en de traditionele compositie. Een kunstwerk moest zijn wat het was. De rest was Romantische toevoeging, metafysische flauwekul. Een andere zaak waar het Minimalisme zich tegen richtte was de persoonlijke expressie door middel van het handschrift. Ook dat was bedachte onzin. Wat het eerste betreft, het vermijden van illusie en traditionele compositie, lijk je dicht bij het minimalisme te staan. Maar hoe sta je tegenover het persoonlijke en het handschrift?
Toen ik in Arnhem op de kunstacademie zat, maakte ik aanvankelijk figuratieve tekeningen die je zou kunnen bestempelen als zeer persoonlijk. Daar heb ik me een paar jaar mee beziggehouden. Toen had ik er genoeg van. Ik kwam erachter dat het voor mij belangrijk is om rechtstreeks op dingen en situaties te reageren, op het nu en het bestaande. Ik houd niet zo van dingen en uitspraken die naar andere dingen verwijzen. Die reageren veelal niet op het hier en nu, maar op dingen die niet tot de concrete situatie en de concrete context behoren. Het is zoiets als met de buurvrouw praten, maar in je achterhoofd eigenlijk ruzie maken met je vader of je kinderen toespreken. Dat vermijd ik liever. Mij gaat het om het concreet aanwezige. Betekenen verschaft mij een middel om daar direct op te reageren. Mijn werk is niet persoonlijk in de Romantische zin van het woord. Het is niet de expressie van persoonlijke gevoelens los van een concrete context. Mijn werk is de vrucht van het feit dat ik op een bepaald moment besluit om te reageren op een bepaalde ruimte. Zo’n besluit, bijvoorbeeld het besluit om het purschuim kort te laten drogen, levert een bepaalde tijdsdruk op. Dat bepaalt ook het handschrift. Ik kan aan een werk zien hoe, onder welke omstandigheden en tijdsdruk, het is gemaakt. Als registratie van mijn bezigheden is mijn werk dus wel persoonlijk te noemen. In vergelijking met de figuratieve tekeningen die ik op de kunstacademie maakte, is mijn werk in mijn ogen veel persoonlijker geworden. Dat vind ik ook helemaal niet erg. Dat iets een handschrift en persoonlijk is op een concrete, registerende en on-Romantische wijze, staat me wel aan.

gerelateerde kunstenaars werkperiode RONALD DE CEUSTER