Expositie

WERKPERIODE PIER PENNINGS

studio omstand

 

SCHIM
Interview door Peter Nijenhuis, okt. 2015
Pier Pennings (Axel 1948) studeerde van 1968 tot 1972 aan de sociale academie De Horst in Driebergen en volgde van 1979 tot 1985 de avondopleiding Vrije Kunst aan de toenmalige Academie voor Beeldende Kunst in Arnhem. Hij werkte onder meer voor YMCA Nederland en de gemeente Apeldoorn. Vanaf de jaren tachtig werkte hij als kunstenaar, als docent van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en als zelfstandig adviseur op het gebied van cultuurbeleid en communicatie.
\\ Wat heb je in de Geheime Bunker gemaakt en kwam dat overeen met je oorspronkelijke plan?
Aanvankelijk had ik geen vastomlijnd plan. Ik heb om te beginnen de bunker bezocht. Dat is een wat triest gebouw: donker, nat en in verval. Er hangt ook een indringende kerosinelucht. Die kerosinelucht is achteraf van belang gebleken, maar in eerste instantie stond ik er niet zo bij stil. De Geheime Bunker dankt zijn bestaan aan de Koude Oorlog en ik heb me, tamelijk oppervlakkig overigens, verdiept in de belangrijkste gebeurtenissen daarvan. De koude oorlog valt samen met de eerste helft van mijn leven en heeft in mijn herinnering een aantal sporen nagelaten. Mijn moeder was een Hongaarse. Ze kwam in 1927 naar Nederland als au pair en trouwde mijn vader die dominee werd. Ik herinner me dat mijn ouders, en vooral mijn moeder in 1956, ten tijde van de Hongaarse opstand die uiteindelijk door de Sovjets werd neergeslagen, voortdurend rond de radio hingen. De dreiging dat de Hongaarse opstand en de Russische inval zouden uitlopen op een oorlog tussen Oost en West, was in 1956 tamelijk reëel. Een paar jaar later was het weer raak. In 1963 had je de Cubacrisis. Alles leek erop te wijzen dat die tot een nucleair conflict tussen de Amerikanen en de Russen zou voeren. Het idee van een nucleaire massavernietiging was behoorlijk beangstigend. Mijn vier oudere zussen en ik bespraken de mogelijkheid ervan met mijn ouders aan tafel en wij kinderen zaten na verloop van tijd allemaal te grienen. Dat soort herinneringen aan gebeurtenissen die inmiddels bijna vergeten zijn, hoewel ze ooit van grote betekenis leken en verbonden waren met serieuze gevaren, kwamen weer bovendrijven, maar ze leidden niet tot een concreet idee. Wat daar wel toe leidde was een email van een van mijn zussen. In die mail vertelde mijn zus dat er documenten waren opgedoken waaruit bleek hoe mijn oom Bram op 28 april 1941 was gesneuveld boven de Westerschelde. Abraham Ephraïm Pennings, mijn oom Bram die ik nooit heb gekend, was de jongste broer van mijn vader. Hij nam in 1937 dienst bij de Britse Royal Air Force en vloog als piloot de Glenn Martin bommenwerper en later een Spitfire MK II, het Britse jachtvliegtuig. In 1941 ondernam hij met andere piloten een zogenaamde rhubarb flight boven Vlissingen. Zulke rhubarb flights waren missies waarbij de Britse piloten gebruik maakten van laaghangende bewolking om het Kanaal over te steken en de Duitsers te bestoken op het continent. Ik schat dat mijn oom Bram niet helemaal onervaren was. De Britten gaven piloten een opleiding van twee maanden en de meeste piloten werden in de daarop volgende twee maanden neergeschoten. Mijn oom, die zoals gezegd in 1937 in dienst trad, had het al behoorlijk lang uitgehouden. Maar op 28 april 1941 werd hij getroffen door het afweergeschut van de Duitsers. Hij schijnt over de radio nog iets te hebben geroepen en belandde vervolgens in het water van de monding van de Westerschelde. Daar is hij niet meer uitgekomen. Het wrak van zijn vliegtuig is nooit gelokaliseerd, maar het voorval heeft wel een codenummer: crash 606. Het bericht over de wijze waarop mijn oom om het leven kwam, liet me niet onberoerd. De dood van mijn oom Bram had in onze familie een betekenis. Hij was aanwezig omdat er zolang over hem werd gezwegen. Mijn vader, de dominee, was een principieel pacifist. Dat zijn jongste broer in dienst was getreden van de Britse Royal Air Force en vervolgens was gesneuveld, was voor hem moeilijk te verkroppen, denk ik achteraf. Mijn vader was een lieve man. Hij vertelde wel eens wat over zijn jongste broer, maar dat waren altijd herinneringen aan zijn vroege jeugd toen zijn jongste broer nog een kind was. Over het feit dat zijn jongste broer in krijgsdienst was gestorven, zweeg hij als het graf. Ik denk dat dingen die in families worden gezwegen, juist door dat zwijgen een zekere macht uitoefenen. De dichter Gerrit Kouwenaar zei dat al toen hij schreef: ‘Het duurzaamst bouwen is breken’. Wat je afbreekt en laat verdwijnen, neemt in je hoofd een plaats in. En daar is het duurzaam. Bij mij in ieder geval wel. Na het lezen van het bericht over mijn oom Bram, dacht ik aan de kerosinelucht in de Geheime Bunker, dezelfde kerosine waar de Spitfire MK II van oom Bram op vloog. Een vrolijke of bevrijdende associatie was dat niet. Zowel de Geheime Bunker als de dood van mijn oom Bram zijn in mijn ogen monumenten van vergeefsheid. Ik ben niet zo’n principiële pacifist als mijn vader. Ik erken dat de dood van mijn oom zin had omdat de strijd van de Britten bijdroeg aan de bevrijding van Europa. Ook kan ik niet ontkennen dat de Geheime Bunker de afschrikking van de Russen en dus de vrijheid diende. Bij het feit dat mensen dreigen met geweld en oorlogen voeren, kun je echter vragen stellen. Dat heeft iets droevigs en als je aan de slachtoffers denkt die daar bij vallen, dan kan ik een gevoel van vergeefsheid niet onderdrukken. Tegen de vergeefsheid, die voor mij zo nadrukkelijk rond de bunker en de dood van mijn oom Bram hangt, voelde ik een toenemend verzet. Zonder dat ik daar lang over hoefde na te denken, nam ik het besluit om het vliegtuig waar oom Bram mee was gesneuveld één op één na te bouwen.
\\ Was dat een eenvoudig uitvoerbaar plan?
Het was een hoop werk, maar dat geeft het ook zijn betekenis. Technisch is het niet zo moeilijk. Je kunt op internet allerlei bouwtekeningen vinden van elk gewenst type Spitfire. Ik had via via een grote partij pannenlatten in mijn bezit gekregen en met die latten ben ik mijn ooms Spitfire gaan nabouwen. Dat nabouwen wil zeggen het bouwen in hout van een geraamte. De romp construeerde ik in delen in mijn voortuin in Apeldoorn en vervolgens heb ik die delen naar de Geheime Bunker vervoerd. In de Bunker heb ik met hulp van mijn zoon en een vriend van mijn zoon de vleugels afgetimmerd en bevestigd.
\\ Dat van opgeschuurd, vurenhout gemaakte skelet heb ik gezien. Het zag er mooi en indrukwekkend uit, maar als ik het goed begrijp was dat niet het beoogde eindresultaat?
Nee. Als je de foto’s bekijkt, zie je dat het skelet van de Spitfire in het donker bekneld zit tussen de opening van de binnenmuur die de Bunker in tweeën deelt. Die benauwenis wilde ik, omdat ik me voorstel dat de Spitfire waar mijn oom Bram uiteindelijk niet meer uit kon en waarin hij het leven gaf, ergens op de bodem van de Westerschelde in het grijsdonkere water rust. Om die toestand nog meer een vorm te geven, was mijn plan om het skelet met grijsbord te bekleden. Het zou dan een grijze schim worden. Als je in de donkere bunker zou gaan staan, zou de schim na verloop van tijd langzaam zichtbaar worden. Omdat de Geheime Bunker niet voor publiek toegankelijk is, wilde ik dat op foto vastleggen. Het plan om het skelet te bekleden met grijsbord heb ik uitgevoerd en mijn vriend Dirk Knickhoff heeft het schimmige oprijzen van mijn fantoomspitfire ook nog eens op film vastgelegd. Het skelet kon na dat alles worden gesloopt.
\\ Maar zover is het nog niet gekomen?
Nee, nog niet. Het grijsbord heeft er inderdaad opgezeten, en het werkte helemaal zoals beoogd. Maar Heidi Linck, de curator van het Bunkerproject, en Rob Groot Zevert van Studio Omstand zagen het skelet en vroegen of ik het niet wilde tentoonstellen in de ruimte van Museum 5VEP, waar de resultaten van het project voor het publiek toegankelijk zijn. Dat wilde ik wel, maar ik wilde aan het skelet nog iets toevoegen. Het moest een nieuwe ziel krijgen. Ik heb de constructie voor en deel zwartgeverfd, wat aan het skelet een geblakerd uiterlijk geeft. Dat lijkt me in dit kader toepasselijk en het geeft ook een visueel effect dat me aanstaat. Een deel van mijn werk bestaat uit het fotograferen van door mij geconstrueerde omgevingen. Zo heb ik ooit een hele reeks foto’s gemaakt van houten constructies die ik op een zeker moment bewerkte met gips en Oost-Indische inkt. Als je zo’n houten constructie zwart maakt en fotografeert, kun je op de foto de schaal niet meer inschatten. Kijk je naar iets kleins of naar een afgebrande stad? De zwartgeverfde romp van de Spitfire wordt nu gehangen of geplaatst in de ruimte van Museum 5VEP. De vleugels, moet ik naar verwachting aftoppen. Ik hoop dat het zwart iets van dubbelzinnigheid toevoegt, maar dat moet ik afwachten. In de bunker maakte het met grijsbord beklede vliegtuig een wat plompe en hulpeloze indruk. Nu het skelet weer is uitgekleed en zwartgeverfd, ben ik benieuw of het er, eenmaal opgesteld, weer vinniger en krijgszuchtiger uitziet.
\\ En verder?
Wat ik na de tentoonstelling met het vliegtuig ga doen, weet ik nog niet, maar er zal ongetwijfeld nog wel iets uitrollen in een volgend project.

 

gerelateerde kunstenaars WERKPERIODE PIER PENNINGS