Expositie

WERKPERIODE ERIK VINKENOOG

studio omstand

 

AANWEZIGHEID
Interview door Peter Nijenhuis, 12 september 2016
Erik Vinkenoog (Haarlem 1961) studeerde in 1988 af aan de afdeling Vrije Kunst van de Hogeschool voor de Kunsten Arnhem (tegenwoordig de afdeling Fine Art van ArtEZ). Hij werkte in de Geheime Bunker van half juni tot half augustus 2016. 
\\ Je werk heeft een nuchtere, minimalistische vorm. Heb je daar een verklaring voor?
Ik ben een enigszins gespleten persoon. Mijn voorkeur voor nuchtere vormen had ik al als student op de kunstacademie. Dat kwam voort uit mijn verzet tegen het artistieke. Ik had daarvoor vwo gevolgd met wiskunde en natuurkunde in mijn pakket. In mijn ogen diende kunst helder en rationeel te zijn. In die tijd maakte ik mijn werk het liefst op ruitjespapier. Die strengheid had alles te maken met mijn andere, ongetwijfeld paradoxale neigingen. Ik bedoel mijn hang naar het romantische en het occulte. Ik denk dat ik mede door die hang belangstelling kreeg voor alchemie. Dat is half iets wat in de buurt komt van wetenschap en half inbeelding. Juist die dubieuze vermenging en de groteske verzinsels zijn in mijn ogen het fascinerende. Een beetje alchemist ziet tussen alles verbanden, magische cirkels en, waar het ook maar even kan, de gulden snede. Alles bij elkaar zijn het ongerijmdheden natuurlijk, maar nu juist dat prikkelt mijn verbeelding. Van niet minder belang was het feit dat ik als student het schildersmateriaal ontdekte als mijn eigenlijke fascinatie en meer in het bijzonder het pigment waarvan er sommige bijzonder giftig zijn. Mijn werk komt voort uit mijn associaties, de verbindingen die ik in gedachten leg tussen de stoffen waaruit pigmenten bestaan, hun eigenschappen en hun ontstaansgeschiedenis. Wat me onder andere bezighoudt is werkzaamheid, of anders gezegd, hoe een pigment of een kleurstof in sommige gevallen buitengewoon actief kan zijn, zich vermengt met de lucht, in je bloed kruipt en inwerkt op je geest. Ik ben ervan overtuigd dat je dat kunt zien en voelen. Een vlak met loodwit, ziet er anders uit dan een vlak met zinkwit. Het heeft een andere uitstraling, een andere présence en aanwezigheid, dat voel je, alsof de stof is bezeten door een bepaalde roerige, kwaadaardige of juist ongevaarlijke geest. Waar het in mijn werk om draait, is het zichtbaar maken. Ik maak iets zichtbaar en daardoor wordt wat niet zichtbaar is voelbaar. Mijn werk gaat over aanwezigheid, dat wil zeggen wat in de pigmenten en kleurstoffen die ik gebruik deels zichtbaar, deels niet-zichtbaar, maar wel voelbaar aanwezig is. Mijn werk bestaat uit het in handen krijgen van stoffen. Vroeger kon ik die bij de apotheek bestellen, maar inmiddels is dat allemaal lastiger geworden. Wat ik niettemin, en al of niet via omwegen, in handen krijg, gebruik ik voor een reeks vooraf geplande experimenten. Ik bestudeer hoe de stoffen die ik gebruik op elkaar reageren. Ik moet zeggen, vaak gebeurt er helemaal niets en soms, als je het niet verwacht, van alles.
\\ Je maakt installaties die gedurende een aantal uren zout verstrooien. Heeft dat ook iets te maken met je fascinatie voor stoffen en hun werking?
Zout lijkt door zijn witte kleur iets neutraals, maar het is een zeer actieve stof. Een beetje zout is niet erg, maar teveel kan fataal zijn. Ik heb in mijn atelier ooit een grote hoeveelheid zout gehad. Dat trok de vochtigheid uit de rest van het gebouw. Rond de berg zout lagen al snel plassen water. Mijn papieren begonnen te verspochten. Met mijn zoutinstallaties en het verplaatsen van een grote hoeveelheid zout wilde ik de eigenschappen van het zout laten inwerken op de geest en het lichaam van de toeschouwers. Als de toeschouwer maar lang genoeg naar dat stromende en zich ophopende zout kijkt, dan gebeurt er toch wat, vermoed ik. In ieder geval gebeurt er letterlijk iets, want zout onttrek ook vocht aan de voor 85 procent uit water bestaande toeschouwer.
\\ Had je voor je aan je werkperiode in de Bunker begon een idee of plan?
Ik had me voorgenomen om in de Geheime Bunker op zoek te gaan naar pigmenten of kleurstoffen. Ik verwachtte in de bunker ijzeroxide aan te treffen, zeg maar roest, en koperoxide. Het eerste was er weinig en het laatste vond ik bij een schakelkast in een minieme hoeveelheid. Onder de roosters waar de pijpleidingen van het vroegere pompstation naar buiten liepen en ook elders in de Bunker vond ik daarentegen een grote hoeveelheid teerkoeken. Ik denk dat die koeken de resten zijn van de kerosine die in de loop van de jaren werd gespild. Of misschien zijn ze ontstaan tijdens de brand die ooit in de Bunker woedde. De teerkoeken heb ik opgelost in terpentine, of zoals het in het Engels heet, white spirit. Met de oplossing heb ik getekend op papier. Het spul geeft interessante uitlopers van donker- naar lichtbruin, maar de vorm heb je niet in de hand. De oplossing, zeg maar de brown spirit, gaat zijn eigen gang en zuigt zich naar believen door het papier. Bovendien vrees ik dat zo’n oplossing na verloop van tijd door het licht een egaal bruine kleur aanneemt.
Mijn zoektocht naar pigmenten in de Bunker leverde minder op dan gehoopt en ook niet veel dat echt beeldend bruikbaar was. En dus besloot ik in de natuur in de onmiddellijke omgeving van de Bunker op zoek te gaan naar kleurstoffen. Ik vroeg me onder andere af of er wellicht giftige planten in de omgeving stonden. Dat bleek zo te zijn. In juni en juli stond er veel Jacobskruiskruid en vingerhoedskruid of digitalis. Jacobskruiskruid levert, als je het afkookt, een interessante gele kleurstof op. Je kunt met de gele bloemetjes ook rechtstreeks tekenen. Het is wel oppassen. Jacobskruiskruid bevat nogal wat alkaloïden en is daardoor giftig. Ik vrees dat ik, door het te plukken en te verwerken, een ontsteking heb opgelopen aan mijn rechter middelvinger. Iets dergelijks is me ook overkomen met het vingerhoedskruid of digitalis. De Romeinen gebruikten vingerhoedskruid, dat digitoxine bevat, tegen hartklachten en ze wisten dat je er niet te scheutig mee moest zijn. Toen ik tijdens mijn werkperiode in de Bunker op een dag een vingerhoedsplant met wortel en al uit de grond trok, heb ik, via de bladeren en mijn huid, net iets teveel toxische stof binnen gekregen, met als gevolg gewaarwordingen van desoriëntatie en angst. Ik heb ook met eikenbladeren gewerkt. Het mooie van eikenbladeren is dat ze allerlei kleurstoffen bevatten, maar dat die stoffen tegen het einde van de zomer verdwijnen en in hoofdzaak giftige tannine overblijft, een stof die het blad bruin kleurt.
\\ Hoe heb je al die kleurstoffen toegepast?
Ik had uit mijn atelier een grote hoeveelheid doek meegenomen. Die heb ik onder andere over de aanwezige roosters gespannen. Door met kleurstoffen over het aldus opgespannen doek te wrijven, krijg je op het doek het onderliggende roosterpatroon. Dat leverde een mooi contrast op: gewrijf en gesmeerd met aftreksels van planten en sap, met als resultaat een ordelijk ruitjespatroon.
\\ Wat ga je doen met de resultaten?
Dat weet ik nog niet. Ik heb een aantal nieuwe en interessante kleurstoffen ontdekt en een aantal toepassingen daarvan. Werken in de Geheime Bunker was bovendien een bijzondere ervaring. De Bunker werpt je terug op jezelf. Het is alsof je je eigen hoofd binnengaat met vaste plekken voor gevoelens en herinneringen. Dat had misschien te maken met het feit dat ik in de Bunker plekken had ingericht waar ik bepaalde handelingen verrichtte, zoals sorteren en afkoken. Iets wat me bezighoudt, is ook het contrast tussen binnen en buiten. In de bunker dringt door de betonnen wanden weinig door van buiten. Het is er door de kerosinedampen ook niet echt gezond, vrees ik. Ik zou er geen nacht willen slapen in ieder geval, hoewel ik er zwaluwen heb zien vliegen. Binnen is het claustrofobisch en een beetje angstaanjagend. Door een schuifdeur te openen staan je dan weer plotseling in het volle licht van de ogenschijnlijk vredige natuur. Door een toeval kreeg ik in de Bunker overigens ook iets in mijn schoot geworpen. Ik vond in de Bunker smalle stroken stof, naar ik aanneem achtergelaten door een vorige artist-in-residence. Die stroken heb ik gebruikt voor kleurproeven en op een gegeven moment heb ik ze als een soort strokengordijn voor een van de openingen in de muur gehangen. Je kunt je voorstellen dat het in de Bunker, toen ik daar werkte, voornamelijk doodstil was en dat er niets bewoog. Maar zo nu en dan bracht een windvlaag van buiten het strokengordijn in beweging. Dat is tamelijk spookachtig, een ghost-machine, alsof iets van buiten door de ruimte ademt. Ik denk na of, en hoe ik dat op een of andere manier in de toekomst kan gebruiken.

gerelateerde kunstenaars WERKPERIODE ERIK VINKENOOG