Expositie

WERKPERIODE ARACELLY SCHEPER

studio omstand

 

FRAGMENTARISCH
Interview door Peter Nijenhuis, 27 oktober 2017
Aracelly Scheper (Bogota 1983) groeide op in Vaassen bij Apeldoorn. Ze studeerde in Zwolle en behaalde in 2016 haar bachelor-diploma Fine Art aan Base for Experiment, Art & Research in Arnhem. Haar residency in de Geheime Bunker vond plaats in de maanden augustus en september van 2017.
\\ Waarom ging je naar de kunstacademie in Zwolle?
Toen ik veertien was wilde ik naar de filmacademie. Wat me interesseerde aan film was de montage, beelden die vanuit verschillende standpunten worden genomen en later worden samengevoegd tot een beeldsequentie. Minstens zo interessant vond ik het gebruik van geluid in zo’n beeldsequentie, iemand die je bijvoorbeeld vanuit de verte ziet komen aanlopen en die dan een sigaret opsteekt, waarbij het beeld een reeks van sprongen maakt tussen veraf en dichtbij. Geluid kan een bevestigende of vervreemdende rol spelen, bijvoorbeeld het geluid van het inhaleren dat het nabije van het beeld bevestigt of daar juist tegenin gaat. Sommige filmmakers, zoals Andrej Tarkovski en Theodoros Angelopoulos, zijn daar heel goed in. Ik was als veertienjarige al erg geïnteresseerd in het fragmentarische van een filmopbouw. Het narratieve element vond ik minder boeiend. Maar uiteindelijk ben ik om allerlei redenen jaren later niet naar de filmacademie gegaan, maar naar de kunstacademie in Zwolle. Die opleiding vond ik niet zo eenvoudig. Mis-en-scène en performance gingen me goed af. Maar voor boetseren en tekenen moest ik echt mijn uiterste best doen. Ik was op de kunstacademie in Zwolle al vroeg bezig om alles te filmen. Dat moet voor mijn medestudenten en docenten wel eens irritant zijn geweest, iemand die altijd maar weer met een camera bezig is en alles vastlegt. Maar voor mij was het belangrijk om na te gaan hoe ik mijn eigen werk kon registreren en tonen. Voor mij was en is het nog steeds belangrijk na te gaan hoe ik met mijn filmische werk kan communiceren. De registraties werden al snel werken op zich. In het eerste jaar beschilderde ik voor 3D-opdrachten plastic zakjes met witte verf, waarop ik dan weer beelden projecteerde. Om dat aan anderen te laten zien, moest ik die projecties vastleggen op video en zo werd ook zo’n 3D-opdracht weer een gefilmde registratie. In het vierde jaar ben ik van Zwolle naar Arnhem gegaan. Daar werd Korrie Besems mijn tutor. Die was als tutor strak en duidelijk en daar heb ik veel aan gehad.
\\ Is er in je ontwikkeling op de kunstacademie achteraf een rode lijn aan te wijzen?
Wat voor mij een grote rol speelde en nog speelt, is dat ik in Colombia ben geboren en door mijn Colombiaanse moeder ben afgestaan voor adoptie. Ik heb drie maanden in Bogota in een kindertehuis gezeten en vervolgens ben ik naar Nederland gebracht. Vanaf dat moment is de biologische band verbroken en is het eigenlijk onnodig om nog in termen van adoptieouders te spreken. Mijn moeder is helaas overleden en met mijn vader en mijn zus heb ik een heel goede band. Mijn verleden houdt me niettemin bezig. Wat is er gebeurt in de drie maanden die ik in het kindertehuis verbleef? Niemand kan me dat vertellen. In Vaassen waar ik opgroeide, kreeg ik vaak de opmerking: ‘jij komt hier zeker niet vandaan hè?’ Maar aan Colombia, waar ik dan wel vandaan kom, heb ik geen herinneringen. Door zo’n vraag werd ik eigenlijk continu herinnert aan de moeilijke keuzes van mijn biologische moeder en van mijn ouders. Mijn herkomst en mijn adoptiegeschiedenis roepen nog altijd vragen en gemengde gevoelens bij me op. Er zit een gat of iets vreemds in mijn biografie. Dingen die ogenschijnlijk iedereen weet, weet ik niet. De vraag in de eerste jaren van de academie was: hoe geef ik die materie een vorm in mijn werk zonder dat het therapeutisch en pathetisch wordt? Bij het beantwoorden van die vraag en het vinden van een geschikte manier van werken, heb ik in Zwolle veel gehad aan mijn docent Paul van Dijk. Van hem leerde ik scherper te zijn in mijn bedoeling. Ik wilde en wil nog steeds via film, beeld, installaties en geluid de leegte tonen die een mens in zijn leven ervaart. Gaandeweg is het niet weten van mijn verleden ook een vormtechnisch element geworden in mijn werk. Mijn films zijn fragmentarisch. Geluid is niet verstaanbaar, ontbreekt of stopt plotseling. De beelden waar je naar kijkt, hebben soms een abstract karakter terwijl ik voorheen veel meer met ruwe filmbeelden van bijvoorbeeld mijzelf of eigen familie werkte. Realisme zit nog steeds wel in mijn werk maar gaat veel meer samen met abstracte vormen en geluiden. Als je de eigendommen en objecten van mensen toont, maar niet de mensen zelf, dan kan dat een manier zijn om al te voor de hand liggende associaties te ontrafelen en de zaak te ontdoen van een deel van zijn zwaarte. Geluid laten horen, maar niet de bron van dat geluid tonen, kan een andere manier zijn om dat te bereiken. Iets een adequate vorm geven is iets ter sprake brengen, maar er dankzij die vorm ook een zekere afstand van nemen. Ik hoop dat mijn werk anderen een gelegenheid biedt om te mijmeren. Mijmeren is niet piekeren. Mijmeren is oneindig. Het mooiste is collectief mijmeren. Dan hoef je niet meer te vertellen wat je voelt, maar zegt een blik die je met een ander wisselt meestal al voldoende. Als je mijmert kun je teruggaan in de tijd, naar zaken waar je alleen met je gedachten kunt komen, maar niet met woorden.
\\ Waar ben je mee afgestudeerd?
Met slechts één werk: Aqui Estan Mis Padres. Dat betekent, hier zijn mijn ouders. Het is een videoregistratie van de oude matras van mijn ouders, geprojecteerd op een laken. Ik ontdekte dat mijn vader nog altijd op hetzelfde matras sliep waar mijn zus en ik, toen we klein waren, ontbijt kwamen brengen op verjaardagen en op vader- en moederdag. Ik begon het matras te zien als een belangrijk voorwerp met verschillende lagen. De redelijk ongeschonden kant van de matras waar mijn moeder heeft gelegen en het verweerde gedeelte aan mijn vaders kant. Het verleden dat leeft in het voorwerp. Het overlopen van kleuren en structuren. In de titel verwijs ik na mijn Colombiaanse achtergrond. Een bezoeker hoeft dit niet per se te weten of na te voelen. Sommige mensen zien het werk als een reeks esthetische beelden, anderen worden juist weer geprikkeld om te ontdekken waar ze naar kijken. Dat vind ik o.k.
Het mijmeren wat mensen doen in de stilte van dit werk is voor mij belangrijker. Door met de camera langzaam over het matras te gaan wordt probeer ik mensen in die dromerige staat te krijgen. Mijn werk heeft een hele directe en concrete kant en een realistische kant. Beide kanten zijn voor mij onmisbaar. Ik heb ze nodig om mijn werk te maken.
\\ Had je een plan voordat je in de Geheime Bunker aan de slag ging en wat is daar van terecht gekomen?
Ik zag aanvankelijk veel in een werkperiode in de Geheime Bunker. Op het eerste gezicht lijkt het een robuuste en kille klomp beton. Maar het is ook een ding dat aan zijn lot is over gelaten. Iedereen doet er maar wat mee. En toch is de Bunker sterk. Er moeten allerlei herinneringen mee zijn verbonden. In mijn ogen is de Geheime Bunker een metafoor voor wat in de steek is gelaten. In zulke dingen, in een achtergelaten schoen, een gebouw zit veel leven. Net als in de matras van mijn ouders. In mijn motivatiebrief om in aanmerking te komen voor een residency heb ik aangevoerd dat ik een verblijf in de Bunker wilde gebruiken om de relatie van beeld en geluid te onderzoeken. Hoe ik bijvoorbeeld met mijn stem kan werken in de ruimte. Eindeloos elke stukje (ruimtelijk) geluid onderzoeken.
\\ En, heb je dat ook onderzocht?
Ten dele, ik werd in beslag genomen door andere dingen. Er is in en rond de Bunker veel aan de hand. Je hebt de wind die door de bomen waait en die je van verre hoort aankomen. ’s Nachts hoor je de meest bizarre dierengeluiden. Er is overdag en ’s nachts veel geritsel. Bomen bewegen door de wind, waardoor het licht verandert. Dat kan mooi zijn, maar soms is het angstaanjagend. Ik ben van tijd tot tijd vreselijk bang geweest, vooral ’s nachts als je bedenkt dat er misschien iemand op het terrein is. Aanvankelijk werkte ik binnen in de Bunker. Ik moest ergens mee beginnen, dacht ik, en er moest ook iets uit de bus komen, toonbaar werk als eindproduct. En dus begon ik met het aftasten van de Bunker door frottages te maken van de eigenaardige sporen en resten op de muren en de roosters in de Bunker. Ik legde een vel over een stuk muur of een rooster en daar wreef ik dan overheen met een rollertje met inkt. Van dat rollen maakte ik ook geluidsopnames. Nadat ik muren en vloeren een tijd had afgetast, bedacht ik dat de kunstenaars die voor mij hadden deelgenomen aan het project waarschijnlijk hetzelfde of iets vergelijkbaars hadden gedaan. Had het zin als ik dat nòg eens ging doen? Ik liep, om een lang verhaal kort te maken, vast. Ik was, denk ik, te gefixeerd op de gedachte dat mijn werk en aanwezigheid naar een afgerond eindresultaat moesten leiden. In ieder geval belandde ik in een dip die ik vervolgens heb overwonnen door de bouwkeet naast de Geheime Bunker schoon en droog te maken en te gebruiken als werk- en presentatieruimte. Het hielp om niet de hele tijd in de Bunker te zitten. Op een gegeven moment werd ik gek van alle muizen, alle muizenkeutels op mijn spullen, op mijn statief en mijn door muizen aangevreten papier. De muizen vraten zelfs aan het rubber van mij inktroller. De kerosinelucht en de lucht van muizenpies stonden me niet minder tegen.
Het schoonmaken en gebruiken van de keet was een goede zet, maar niet het antwoord op alles. Ik kreeg het idee om buiten de Geheime Bunker een beeldentuin te maken. Ik had binnen in de Bunker frottages en houtsneden gemaakt en nu wilde ik buiten iets vergelijkbaars doen, maar dan niet in het platte vlak maar ruimtelijk door gaten en vormen in de grond te graven en daar beton in te storten. Dat zou een reeks beelden moeten opleveren voor mijn beeldentuin. Hier liet ik mijn eigen voorgenomen onderzoek los. Ik wilde sculpturen maken en de camera en geluidsapparatuur in de caravan laten. Het werkte van geen kant. Het werd een slagveld, een frustratieveld kun je wel zeggen. Ik dacht, dat doe ik wel even. Maar zo werkt dat niet. Ik was te veel verschillende dingen tegelijk aan het doen. Als je zo’n idee echt fatsoenlijk wilt uitwerken dan kost dat veel meer aandacht en tijd.
\\ Wat heb je geleerd van je verblijf in de Bunker?
Ik heb mijn manier van werken meer leren accepteren en begrijpen. Ik heb een heleboel materiaal dat onaf is. Dit onaffe leverde mij in de bunkerperiode veel onrust op, maar ik weet nu dat het bij me hoort en dat het verwerken van mijn materiaal tijd kost. Heel direct en concreet materiaal moet worden aangevuld met abstract materiaal of een abstracte benadering. Wat heeft wat nodig? Ik ben daar nu met meer overtuiging en zekerheid mee bezig.

 

gerelateerde kunstenaars WERKPERIODE ARACELLY SCHEPER